Recensie: Een avontuurlijk, mysterieus en sprookjesachtig verhaal

30 september 2020 , door Neeltje Velthuis & Jasmijn Verhees
| | |

Het verlangen van de prins is een heel leuk boek. Het is ook wel zielig, maar niet heel erg omdat het ook grappig is. Ik houd sowieso van boeken die over zee of water gaan, dus: Lees het! Kinderboekenadvies van onze Haarlemse winkeldochter Neeltje Velthuis (10) over de nieuwe Marco Kunst, over Lode, een droom, een schip en een prins. En Van Rossum-collega Jasmijn Verhees valt haar bij: Het verlangen van de prins is een avontuurlijk, mysterieus en sprookjesachtig verhaal. Een boek om een beetje verliefd op te zijn. Met de illustraties van Marieke Nelissen!

Bekijk de trailer, lees een fragment hieronder blader digitaal.

Proloog

Nergens was land te bekennen. Hoog aan de hemel brandde de zon. De man en de vrouw roeiden al dagen, hun ruggen krom, hun spieren moe. Op de zachte bodem van het rubberbootje speelde hun zoontje met een lege waterfles. Hij was nog maar een peuter.
‘Een schip,’ zei de vrouw en ze wees. Haar mond was droog, haar stem was hees.
De man keek op. Licht schitterde op de golven. De man kneep zijn ogen tot spleetjes en zag toen ook het schip in de verte: een groot zeilschip. Om hulp roepen had geen zin. Ze moesten dichterbij zien te komen. Zwijgend pasten de man en vrouw hun koers aan. Uit alle macht trokken ze aan de riemen. Hun zoontje neuriede zacht een liedje, dat gaf hun kracht om door te gaan.
Plots werd hun bootje gegrepen door een vreemde stroom. Het was of de stop uit de oceaan getrokken was en al het water kolkend wegstroomde. Sneller en sneller werden ze meegesleurd, rond en rond. Roeien was nu zinloos. Angstig en ademloos keken de man en de vrouw toe hoe ze dieper en dieper verstrikt raakten in die grote grauwe trechter van water.
Het zeilschip werd door dezelfde maalstroom gegrepen. Aan boord klommen matrozen als mieren in de masten. Ze zetten alle zeilen bij.
De man keek naar zijn vrouw, keek naar zijn kind, keek naar het woedende water. Hij zag geen uitweg, niet voor hem en zijn vrouw. Uit deze verschrikking was geen uitweg. Niet voor hen. Maar misschien, heel misschien, als ze… Dat dan hun kind…
Tranen sprongen in zijn ogen, hij wilde nog lang geen afscheid nemen van deze wereld. Zijn hart brak en hij trok zijn vrouw en kind tegen zich aan. ‘Als we…’ begon hij met verstikte stem, terwijl de kolk nog krachtiger aan hun bootje trok, en ze nog verder de diepte in getrokken werden. ‘Als wij…’ probeerde hij nog een keer. Hij moest verdergaan, en hij moest snel zijn, anders was ook deze kans verkeken. ‘Jij en ik, liefste…’ zei hij zacht. ‘Als wij met zijn tweeën van boord gaan, dan veert ons bootje op… Wie weet dat dan de wind… heel misschien… Ik…’ Hij zweeg en kneep zijn ogen dicht.
De vrouw keek naar haar man, van wie ze zoveel hield. Ze begreep wat hij bedoelde. Niet alleen haar hart brak op dat moment, alles in haar viel uit elkaar, al haar dromen, haar hoop… Ze keek weg, maar ze moest beslissen. Nu. Er was geen tijd meer. Het water om hen heen wervelde en schuimde hissend en sissend. Liefst wilde ze samen blijven tot het allerlaatst, maar als er ook maar de kleinste kans was dat haar kind het zou overleven, dan… Het lukte haar niet om ja te zeggen, maar ze knikte.
‘Blijf in de boot,’ zeiden ze tegen hun lieve jongetje. ‘Wat er ook gebeurt, blijf in de boot! Goed?’
Het jongetje begreep niet wat er aan de hand was, maar voelde dat het belangrijk was. Hij moest doen wat papa en mama zeiden. Hij huilde omdat zij huilden.
Daarna zeiden zijn ouders snel nog de allerliefste dingen die een ouder tegen een kind zeggen kan, en ze hielden hem samen nog een paar tellen vast, steviger dan ooit. Ze scheurden zich van hem los, klommen overboord en terwijl ze elkaar innig omhelsden, zonken de man en de vrouw weg in de diepte van de zee. Voorgoed.
Het bootje met alleen nog het jongetje erin, was nu lichter. Het tolde rond over het water dat bezeten leek door een kwade kracht.
Nog steeds werd het rubberbootje meegevoerd, maar de wind was sterk die dag. Het was niet eens zo dat de wind het jongetje wílde redden. De wind was even onverschillig als altijd en we weten allemaal dat de wind even dodelijk kan zijn als de zee. Maar deze dag bleek de wind een bondgenoot, zoals de man en vrouw hadden gehoopt.
De wind blies het bootje over de rand van de draaikolk terug naar rustiger water.

 

Deel I
Het geheimzinnige schip

Uit: Marco Kunst, Het verlangen van de prins. Illustratie Marieke Nelissen

1
Lode

Uit: Marco Kunst, Het verlangen van de prins. Illustratie Marieke Nelissen

Lode woonde al zeven jaar in Huize Landvast, een somber gebouw met een hoge muur eromheen. Een muur waar je niet zomaar overheen kon klimmen. Het tehuis stond hoog op een duin, niet ver van een havenstadje.
Zeven jaar eerder, aan het begin van de zomer, was Lode aangespoeld op het strand. Het was een mooie dag geweest en Lode was nog maar een peuter. Een mager, donker jongetje met kort kroeshaar. Met grote ogen had hij de visser aangekeken die hem uit de rubberboot tilde. De oude man had hem gevraagd hoe hij heette, waar hij vandaan kwam en waar zijn ouders waren. Lode had niets teruggezegd, maar zich angstig aan de man vastgeklampt. Hij heette toen trouwens ook nog niet Lode. Die naam kreeg hij later pas.
De visser had naar de andere vissers geroepen of die zijn hengel in de gaten wilden houden en was met het jongetje in zijn armen over het duinpad naar boven gelopen, regelrecht naar Huize Landvast. Iedereen uit het stadje wist dat je daar moest zijn met vondelingen en wezen. De man drukte op de bel.

Uit: Marco Kunst, Het verlangen van de prins. Illustratie Marieke Nelissen

Claire Landvast kwam naar buiten en liep naar de poort. Ze fronste toen ze de ongeschoren visserman in zijn grote rubberlaarzen achter de spijlen zag staan. Ze nam het jongetje in zijn armen onderzoekend op. ‘Een klantje voor ons, neem ik aan?’ Haar stem klonk als schuurpapier. Lode klampte zich nog steviger aan de man vast.
De visserman knikte. ‘Ook goeiemiddag… Hij kwam aandrijven. Alsof het niets was. In een gele rubberboot.’
‘Aangespoeld…’ Claire zuchtte. ‘Dat hebben we nog niet eerder meegemaakt.’ Ze draaide de poort van het slot en liet de visserman het voorplein op.
De man bromde wat onverstaanbaars vanonder zijn snor. Hij trok Lode los van zijn brede bast en strekte zijn armen met het jongetje erin uit naar mevrouw Landvast. Lode keek de visser verdrietig aan. De man keek weg.
Claire deinsde achteruit. ‘Zet hem daar maar neer,’ zei ze, ‘bij de boom.’ Ze wees naar de treurwilg naast de poort. ‘We moeten hem eerst wassen. Ontsmetten en ontluizen. Des-in-fec-te-ren!’
De visser bromde begrijpend, zette Lode neer en maakte aanstalten om te vertrekken.
‘Ho ho,’ zei Claire.
‘Dat gaat zomaar niet.’
De man wilde terug naar zijn hengel. Maar hij bleef staan.
‘Had hij papieren bij zich?’ ging Claire
verder. ‘Paspoort? Een brief van zijn ouders?’
De visser schudde zijn hoofd. ‘Helegaar niks. Enkel en alleen die kleine garnaal in een rubberbootje. Moederzielsverlaten.’ Hij knikte naar Lode, die verloren bij de boom stond. ‘Misschien hangt er wat aan dat touwtje om zijn nek.’
C laire liep naar Lode toe. Ze viste met gestrekte arm iets uit Lodes groezelige shirt. Er bungelde een piepklein houten scheepje aan het touwtje, fijntjes gesneden uit donker hout. Een driemaster uit vroeger tijden. In de top van de hoogste mast zat zelfs een klein kraaiennest. Lode keek al even verbaasd naar het scheepje als Claire en de visserman, alsof ook hij niet wist waar het vandaan kwam.
‘Daar hebben we niets aan,’ zei Claire snibbig.
‘Knap gemaakt is het wel,’ zei de visser.
Daar ging mevrouw Landvast niet op in. ‘U kunt wel gaan,’ zei ze. ‘U wordt bedankt.’
‘Aju paraplu,’ mompelde de visser. Hij gaf Lode een knipoog en maakte zich uit de voeten.
‘Jij blijft hier,’ zei Claire tegen Lode. ‘Dan haal ik zeep. En de tuinslang.’ Ze sloeg de poort met een dreun in het slot en liep weg.
De kleine Lode bleef verloren staan, onder de treurwilg, aan de rand van het ommuurde plein.

[...]

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum