Recensie: Per Olov Enquist over zichzelf

27 april 2020 , door Daan Stoffelsen
| |

Per Olov Enquist (1934) schrijft persoonlijker romans dan gedacht, blijkt uit zijn nieuwe boek, de autobiografie Een ander leven, in de vloeiende vertaling van Cora Polet. De jeugd van de Zweedse Nobelprijskandidaat bevatte de blauwdruk voor De uittocht der muzikanten (1978) en Kapitein Nemo’s bibliotheek (1991), zijn passie voor het hoogspringen als adolescent was de drijvende kracht achter Het record (1971). Maar het blijft niet bij thema’s en motieven: de criticus, essayist en, in zijn roman Asiel voor legioensoldaten (1968), onderzoeker van een open wond in de Zweedse geschiedenis, is even scherp en analytisch als het om zijn eigen misstap gaat, een drankverslaving van anderhalf decennium. Daarin blijkt Een ander leven meer dan een schrijversbiografie, maar ook meer dan een ‘waar gebeurd’ drama – dit is nu literatuur.

N.B. Deze bespreking verscheen in 2011 in Vrij Nederland.

Dat heeft te maken met hoe Enquist zijn verhaal vertelt, in de hem kenmerkende bijna achteloze stijl. Hij laat nadrukkelijk dingen weg, strooit met korte terzijdes en vooruitwijzingen, roept vragen op en dwingt de lezer zo tot precisie en onderdompeling in de tegenwoordige tijd, de chronologie van Enquists leven. En tot afstandelijkheid, want bijna nergens verlaat hij de derde persoon om zichzelf aan te duiden. Als hij in Amerika getuige is van de vrijheidsmars van burgerrechtenactivist James Meredith: ‘Hij bevindt zich – en dat zou zich later nog vele malen herhalen – in het centrum van een misschien wel historische gebeurtenis en begrijpt dat niet. Juni 1966. Er rijpt een besluit.’

Epicentrum

In 1966 waren zijn eerste boeken al gepubliceerd, het is jaren na zijn jeugd in het plattelandsdorpje 1100 kilometer ten noorden van Stockholm, na de eerste jaren in universiteitsstad Uppsala. Daar wordt hij opgenomen in het literaire wereldje, vindt politieke vrienden. Hij gaat werken bij de rechtse krant Expressen, schrijft zijn eerste historische roman (De vijfde winter van de magnetiseur (1964)) en baart opzien met zijn besluit van juni 1966, de documentaire roman over Zwedens open wond, over het lot van gevluchte Baltische soldaten die Zweden uitleverde aan de Sovjet-Unie. Enquist wordt voor het eerst vertaald. Hij gaat voor het eerst in het buitenland wonen.

Daar, in het Berlijn van 1970, is hij getuige van de links-radicale rellen waaruit de Rote Armee Fraktion zal opkomen, maar hij schrijft over een frauderende amateursporter in Noord-Zweden, en de relatie tussen politiek en sport (Het record). Begrijpt hij inderdaad niet waar hij is? Zoals Cees Nooteboom is Enquist een schrijver die regelmatig in het epicentrum van de geschiedenis staat: de Olympische Spelen van München, Praag in 1989, het zuiden van de VS in 1966. Maar hij voelt en weet zich er niet bij betrokken. Enquist is er, maar op een afstand, en als zijn drankprobleem in de jaren zeventig ernstiger wordt, beziet hij ook dat analytisch en onthecht. Maar het commentaar van de buitenstaander die hij ook voor zichzelf is, helpt hem niet.

Huiskamer

Het is bijna adembenemend hoe hij, gevlucht uit een ongelukkig huwelijk en uit een Zweden waar zijn kritische toneelstukken reden zijn voor nationale controverse, opeens in een benauwd kleine wereld terechtkomt. Per Olov Enquist in een huiskamer, met zijn rode kater en een typemachine die hij nog amper gebruikt, en met drank. De lucht verdikt zich, Enquist zinkt weg in een onsamenhangende brei van herinneringen aan zijn vroegste jeugd:

‘De kikkers waren aardig en niet moeilijk te verzorgen. […] Door op de schrijfmachine – slechts op tien duim afstand van de rug van de slapende kat – de zinnen over de kikkers in de koude put neer te hameren, loopt hij om zijn probleem heen. Daar is niets beschamends aan.
Hij weet wat hij doet. Wat moet ik doen?’

Het is hier dat het leven van de grote, geëngageerde auteur een ander, kleiner, menselijker leven wordt. Het alcoholisme en Enquists overwinning daarop bepaalt zijn leven, zijn oeuvre – zonder dat was er geen Kapitein Nemo’s bibliotheek of De reis van de voorganger (2001) -, en dit boek. Nergens wordt het drama ervan dramatisch, nergens mikt het waar gebeurde verhaal op herkenning of medelijden. Toch is het uiterst aangrijpend, misschien juist omdat je deze man hebt leren kennen als iemand zonder mededogen voor zichzelf en met een grote beheersing van de taal, en niets is zo in tegenspraak met het verval van een alcoholist. En: zo in lijn ermee. Zo’n paradox maakt literatuur, dat maakt van een slachtoffer een hoofdpersoon, een mens, en gelukkig uiteindelijk weer: een schrijver.

Daan Stoffelsen is webboekverkoper bij Athenaeum Boekhandel, recensent en hoofdredacteur van De Revisor.

pro-mbooks1 : athenaeum