Recensie: De bruiloft van Dorothy West is een subtiele roman over vooroordelen, sociale uitsluiting en intergenerationele trauma’s

11 april 2023 , door Miriam Piters
| |

Dorothy Wests overlappende werelden met tegengestelde mores laten je ervaren wat het betekent om steeds weer gereduceerd te worden tot je kleur, je afkomst en je sociaal-economische status. Journaliste en schrijfster West publiceerde De bruiloft, haar tweede (en tevens laatste) roman in 1995, op tachtigjarige leeftijd. Ze woonde op dat moment al 52 jaar in een familiehuis in Martha’s Vineyard en kende de welgestelde gemeenschap waar ze over schrijft van binnen uit. Dankzij uitgeverij Cossee en vertaalster Anna Helmers-Dieleman is deze parel uit de Harlem Renaissance nu eindelijk ook in het Nederlands verschenen.

Een zomer vol belofte?

Op het eiland Martha’s Vineyard, bij de kust van Massachusetts, ligt het Ovaal, een arcadisch stuk land met vakantiehuizen. De huizen vormen ‘een fort, een bolwerk van de zwarte gemeenschap’. De ingezetenen pochen dat zij, ‘of nog beter, dat hun voorouders al een tweede huis hadden sinds de tijd dat maar weinig zwarte mensen boven de rang van bediende een zomerse exodus ondernamen’. Het imposante landhuis van de familie Coles domineert het Ovaal met zijn royale, beglaasde veranda’s, balzaal en uitgestrekte gazons.

Alles staat klaar voor het huwelijk van jongste dochter Shelby Coles, maar er is weinig pais en vree in deze gemeenschap van rangen en standen. Oudste dochter Liz is enkele jaren geleden met een donkere man getrouwd en heeft een dochter op de wereld gezet ‘die haar vaders donkerte droeg’. Dat had de wenkbrauwen in het Ovaal al doen optrekken, maar de keuze van Shelby is het Ovaal een raadsel: zij huwt een witte man zonder naam of aanzien die jazzmuziek schrijft en dat terwijl ze had kunnen kiezen ‘uit de crème de la crème binnen haar eigen ras’. De keuzes van beide dochters worden gezien als een belediging van alle ongeschreven wetten van hun opvoeding.

Gram, hun overgrootmoeder en geboren aristocrate, is blij dat Shelby met een echte witte trouwt. Zij kijkt openlijk neer op donkere mensen en draagt haar vooroordelen over kleur ostentatief uit. Haar eigen dochter Josephine huwde een zwarte man en kruiste hun bloed. Het brak Grams hart. Josephines dochter Corinne was gelukkig ‘licht genoeg om wit te lijken’. Haar werd al vroeg ingeprent dat huidkleur een graadmeter is voor deugdzaamheid. Dankzij Grams onaflatende bemoeienis om Corinne nooit zwart te laten trouwen is zij in de echt verbonden met een hoogopgeleide, lichtgekleurde man van goede komaf.

Die man, Clark, heeft echter al jaren een buitenechtelijke affaire. Op de dag voor zijn dochters huwelijk kondigt zijn minnares aan dat ze met een ander zal trouwen. Ze is inmiddels veertig en wil niet nog meer kruit verschieten. Dit persoonlijke kantelpunt doet hem beseffen dat het voor hem te laat is, maar misschien is het nog niet te laat voor zijn dochter Shelby. Trouwt zij wel om de juiste redenen met Meade?

En dan is er nog Lute McNeil, een rijke nootbruine meubelmaker uit Boston die een huis in het Ovaal heeft gehuurd van een stervende dame. Hij verblijft er met zijn drie kleine goudbruine dochtertjes (van drie verschillende witte moeders). Zijn doel? Shelby wegkapen voor het altaar. Zo hoopt hij sociaal te kunnen klimmen en de klassenbarrière te slechten. Met zijn geld en beperkte kredietwaardigheid kan hij geen huis kopen in het Ovaal, maar hij is ervan overtuigd dat zijn onweerstaanbare charmes ook de gewenste uitwerking op Shelby zullen hebben.

Een broeierige biotoop

West werpt je in De bruiloft middenin de sociale controverses in deze biotoop. Je ervaart stante pede de gelaagdheid van racisme en de worsteling met identiteit in opeenvolgende generaties van een welgesteld Afro-Amerikaans gezin. Afkomst, opvoeding en omstandigheden leveren door botsende verlangens, uiteenlopende ambities en eigentijdse angsten andere keuzes op binnen de vijf generaties, terwijl ieder van hen zich heeft te verhouden tot intergenerationele trauma’s. Het denken in kleur en in rangen en standen stuit je aanvankelijk tegen de borst. West geeft haar personages echter zo’n psychologische gelaagdheid mee dat je ieders houding ten aanzien van sociale klasse en ras leert begrijpen terwijl je de de subtiele mechanismen van uitsluiting beter gaat doorzien.

Kleur bekennen?

Een scène uit Shelby’s jonge jeugd sleept je aan huid en haar een van racisme doordrenkte cultuur in. Op een ochtend is de zesjarige Shelby als eerste wakker. Ze besluit in haar eentje op zoek te gaan naar bessen en al zoekend raakt ze verdwaald. Ze vindt een pup die met zijn riem verstrikt is geraakt in een wirwar van doornstruiken. Ze huppelt achter het diertje aan, in de hoop dat hij vanzelf naar huis zal lopen. Maar ze verdwaalt steeds verder en ze ‘wist niet dat de afstand die ze had afgelegd de oneindige afstand was tussen twee werelden en twee concepten van kleur’. Ondertussen zoekt de familie Coles naar Shelby en dit bericht gaat als een lopend vuurtje door het stadje. Degenen die wisten waar het Ovaal lag transformeren op basis van hun vooringenomen kennis over die wijk Shelby’s signalement van een blond kind met blauwe ogen naar het stereotype van een zwart Ovaalkind:

‘Zelfs de politie en de opgetrommelde vrijwilligers bemoeilijkten hun eigen nauwgezette zoekactie doordat ze hun onderzoek inkleurden. Want zelfs zij geloofden niet dat ze een blond kind met blauwe ogen zochten […]. Wie zwarte mensen alleen als bedienden kende en er liever niet op een andere manier over nadacht, kon geen enkel verband leggen tussen het prachtige, verstandige kind dat hun ochtend had opgefleurd en het zwarte kind dat zo dom was geweest om te verdwalen.’

Het is overigens een verwarring die de lezer deelt: de kleurschakeringen in De bruiloft blijken vaak pas als anderen ze opmerken. Als Shelby bij een toeristennederzetting een eindje van het Ovaal vandaan komt, ziet ze een klein park met spelende kinderen en hun moeders. Ze begeeft zich tussen de kinderen, omdat het als thuis voelde. Als een politieman haar afgemeten te verstaan geeft dat ze naar huis moet, drukt ze zich tegen een boomstam, onbeheerst trillend: ‘Wanhopig zocht ze tussen de massa moeders naar een donker gezicht. Ze wist gewoon dat een donker gezicht bijna altijd een benaderbaar gezicht was, terwijl een wit gezicht altijd het gezicht van een voorbijganger was, een van zovele dat het onmogelijk was om het juiste te kiezen.’

Als ze in haar broek plast en onbedaarlijk huilt, ontfermt een van de moeders zich toch over haar. Als ze haar naam vraagt doet dat een belletje rinkelen bij een van de andere vrouwen:

“Dat klinkt als de naam van dat zwarte kind dat ze zoeken. […]
“Nou en?” riep iemand anders.
“Er is meer dan een naam voor nodig om zwart in wit te veranderen”. […]
De moeder keek Shelby aandachtig aan en bestudeerde haar blonde, zongebleekte lokken en prachtige blauwe ogen.
“Het is een idiote vraag, maar ik zal ’m stellen.” Ze pakte Shelby’s hand.
“Vertel eens, meisje, en wees maar niet bang. Ben jij zwart?”’

Shelby had thuis weleens horen praten over ‘witte’ en ‘zwarte’ mensen, maar niemand had haar ooit uitgelegd wat die woorden betekenden. Ze antwoordt dat ze het niet weet. Een andere moeder bemoeit zich ermee door een lok van Shelby’s haar te pakken, er krachtig op te wrijven en zachtjes aan te trekken:

‘Zie je, het is echt blond, je wrijft het er niet af. En het is echt haar, het zit aan haar hoofd vast. God heeft sommige zwarten dan misschien een lichte huid gegeven, maar nog nooit blond haar. En die ogen! Snap je het nu? Dat ze niet zwart kan zijn?’

De onnodige vervalsing van Shelby’s uiterlijk bezorgt het meisje haar eerste twijfel over haar identiteit. Bij thuiskomt voelt ze zich gekleineerd door de ruk aan haar haar en vraagt ze Gram of ze zwart is. Gram bevestigt dat ‘omdat er geen ander antwoord was, en over nuances beginnen zou aan het feit niets veranderen, maar wel verwarring zaaien bij een kind dat liever de eenvoudige waarheid had’. Shelby is opgelucht ‘omdat ze iets eenduidigs was’. Jaren later, op de dag voor haar huwelijk, ziet ze kleur niet meer als de kern van haar karakter, stelt ze liefde niet meer gelijk met orde en homogeniteit, ook al kan ze nog steeds voelen wat zwart-zijn betekent: voelen dat het pijn doet.

Verfijnde beeldspraak

De uitgebreide citaten tonen de puike observaties die het proza in De bruiloft kenmerken. West excelleert tevens in verfijnde beeldspraak bij het karakteriseren van haar personages, zoals de volgende passage toont waarin Gram beschreven wordt door de ogen van de politieagent die de zesjarige Shelby thuisbrengt. De man voelt zich onbeholpen, omdat ‘hij merkt dat hij zijn blik niet kon losrukken van die van Gram, geboeid als hij was door de meedogenloze ironie in haar ogen, die hem uit leken te kleden en aan de muur te spijkeren als een insect in een vitrinekastje’. Op iedere pagina grossiert West in dit soort treffende zinsneden.

De bedachtzame opbouw werkt langzaam toe naar de dag waarop het huwelijk voltrokken zal worden, maar dat moment suprême maken we niet mee. West werkt dan ook naar een andere climax toe: naar het moment waarop alle personen eindelijk kleur bekennen ten opzichte van elkaar en ze zich realiseren wat er voor ieder van hen afzonderlijk echt toe doet.

Miriam Piters is conrector en docent Nederlands aan het Montessori Lyceum Rotterdam en recensent.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum