Recensie: Het einde van ba-yól en s-yól

30 november 2015 , door Sophie ter Schure
| | |

Sprekers van het Tlingit denken de toekomst van hun kinderen te verbeteren door niet langer in hun oorspronkelijke Indiaanse taal met hen te spreken. Op die manier maken ze een einde aan de eeuwenoude cultuur van hun voorouders in het voordeel van een economisch en sociaal hoger aangeschreven taal, het Engels. Claude Hagège beschrijft in On the Death and Life of Languages vele voorbeelden van taaldood, door natuurgeweld, politieke oppressie of zelfs genocide, maar niets lijkt zinlozer dan sprekers die schijnbaar zonder externe reden hun eigen taal opgeven. Door sophie ter schure.

Hagège stelt in dit boek dat de diversiteit van talen moet worden beschermd, net zoals die van dieren en planten. Als kleine talen niet worden verdedigd tegen de opmars van machtiger talen gaat er een wereld van cultuur, traditie en originele denkwijzen verloren. Zo beschrijft hij het Pomo, een oorspronkelijk Amerikaanse taal, waarin de stam yól (‘mixen’) gecombineerd met het voorvoegsel ba- resulteert in een woord met de betekenis ‘het invoegen van woorden in een lied dat men eerst aan het zingen was’, terwijl s-yól betekent ‘het door de keel laten glijden van biscuitjes met behulp van koffie of thee.’ Zulke mooie associaties kwijt te raken betekent behalve verlies van verwondering ook een verlies voor de wetenschap. Elke taal biedt met zijn idiosyncratische manieren van uitdrukken een uniek raam op de menselijke cognitie, en juist de bedreigde talen bevatten vaak de bijzonderste constructies. In Sioux-talen, bijvoorbeeld, moet de evidentie van een uitspraak altijd worden gemarkeerd op het werkwoord. Wanneer je wilt zeggen dat de biscuitjes op zijn, moet je op het werkwoord dat je gebruikt aangeven of je dat hebt gezien, van iemand anders hebt gehoord of dat je er zelf schuldig aan was: volgens Hagège een eigenschap die in onze Westerse talen niet zou misstaan.

Ondanks de vele taalwetenschappelijke voorbeelden is het boek goed te volgen voor de leek: elke vakterm wordt kort maar duidelijk uitgelegd, en door de indeling in korte passages met kopjes is de tekst gemakkelijk leesbaar. Hagège behandelt de opkomst en ondergang van talen aan de hand van voorbeelden uit alle werelddelen, waarbij meer dan 300 talen worden besproken. De tekst heeft hierdoor soms een wat fragmentarisch karakter, maar elke taal weet Hagège in te bedden in een historische en sociale context. Hij beschrijft bijvoorbeeld hoe het Nahuatl, de taal van de beruchte Azteken, de taal van elk veroverd volk wegvaagde onder druk van de bezetters. Ook volkeren buiten de Azteekse invloedssfeer leerden de taal uit handels- en strategisch oogpunt. Het fortuin van de Azteken keerde met de inval van Cortés en zijn Spaanse troepen, waardoor ook het Nahuatl zijn prestige verloor. Hoewel deze taal nu nog door anderhalf miljoen mensen wordt gesproken staat het onder grote druk van het Spaans en wordt de taal van de Azteken door Hagège tot de bedreigde talen gerekend.

De schrijver blijft ver van de ‘ecologische’ valkuil die de dood van zwakkere talen als onherroepelijk ziet en de wil van de spreker negeert. Gebruik makend van Saussures tegenstelling tussen langue (taal als systeem) en parole (taal als gesproken fenomeen) schrijft Hagège dat zolang het systeem van een taal is beschreven, zij niet meer sterfelijk is – het enige wat gebeurt bij taaldood is dan dat de taal niet meer wordt gesproken. De collectieve wil van de sprekers is essentieel in deze keuze, maar die wil is wel afhankelijk van dwingende economische en sociale factoren.

Niet alle delen van de tekst zijn even essentieel voor het betoog, maar desondanks weet Hagège het hele boek te boeien. In de eerste hoofdstukken wordt beargumenteerd waarom talen bij uitstek dragers van cultuur en menselijkheid zijn. Vervolgens zet hij uiteen op welke manieren talen kunnen uitsterven, resulterend in een lijst van talen die op de rand van ondergang balanceren. Het boek eindigt hoopvol: hoewel wordt verwacht dat in 2100 de helft van talen die nu worden gesproken zijn uitgestorven, bewijst bijvoorbeeld het Hebreeuws dat dode talen kunnen worden gereanimeerd. De uitgebreide bespreking van deze prestatie maakt goed duidelijk wat een uitzonderlijke hoeveelheid wilskracht, passie en naïviteit hiervoor nodig is.

Hagège zou het liefst alle talen van de wereld beschrijven – en ze daarmee een nieuw leven inblazen - voor het te laat is. Met dit boeiende boek heeft hij alvast op zijn minst een flink aantal talen gered van een naamloze dood.

Sophie ter Schure studeerde Taalwetenschap (UvA).

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum