Recensie: Zwijgen is goud

30 november 2015 , door Pieter Hoexum
| | | | | | |

Karel de Grote was ook werkelijk groot, bijna twee meter. Dat zijn moeder Bertha met de Grote Voet heette, verbaast dan ook niet, maar zijn vaders bijnaam, Pepijn de Korte, lijkt een verzinsel van latere geschiedschrijvers. En hoe zat het ook al weer met Willem de Zwijger? En met 'Prins Pils'? Twee biografieën moeten uitkomst bieden.

Om met 'Prins Pils' te beginnen, Volkskrant-journalisten Jan Hoedeman en Remco Meijer maken in hun biografie Willem IV. Van prins tot koning korte metten met de bijnaam: die is het resultaat van incidenten, oude koeien die steeds maar uit de sloot gehaald worden. De beeldvorming is inmiddels achterhaald; de prins heeft zijn wilde haren al lang afgeschud en zich met vallen opstaan ontpopt tot een gezonde Hollandse vent. Door pieter hoexum

Gelukkig gaat de ambitie van de biografen toch verder dan het schoonvegen van het prinselijke stoepje. Het voornaamste dat Hoedeman en Meijer beogen, is een verslag geven van 'The making of a king', zoals ze het zelf zeggen. Het resulteert natuurlijk niet in een geautoriseerde biografie, maar de prins heeft wel vooraf te kennen gegeven 'geen bezwaar' te maken tegen het voeren van gesprekken met betrokkenen. Bovendien is het manuscript 'namens de prins door zijn staf op feitelijke onjuistheden nagelezen'.

Het boek begint veelbelovend, met een mooie anekdote als proloog. Dan volgt een spannend deel over het huwelijk met Maxima en de problemen die daarbij ontstonden. Het huwelijk wordt gepresenteerd als een tamelijk radicale keuze van Willem-Alexander, een keuze voor de ware liefde. 'De prins straalde uit dat hij het zat was. Hij nam zijn eigen beslissing. Hij wenste het huwelijksaanzoek niet afhankelijk te maken van de polderpolitiek rond zijn aanstaande schoonvader.' De biografen maken er niet zo'n punt van, maar het is toch vreemd dat het dan blijkbaar nog steeds niet tot Willem-Alexander is doorgedrongen dat een Nederlandse kroonprins en de polderpolitiek volkomen afhankelijk van elkaar zijn. Hij leek het initiatief te hebben genomen, maar bleek het juist uit handen te hebben gegeven. Het was nu aan de premier van destijds, Wim Kok, om de hete kolen uit het vuur te halen, 'om de politieke werkelijkheid te verbinden aan de romantische realiteit van de hoofdrolspelers.'

Er is Kok wel verweten te weinig regie te hebben gevoerd, maar na lezing van dit verslag kun je niet anders concluderen dan dat hij als regisseur voor een haast onmogelijke opgave stond: hij had te maken met dove en blinde hoofdrolspelers. Enigszins vergoelijkend zegt Kok hierover dat Willem-Alexander zich zo nu en dan opstelde als een 'ridder op het witte paard'. Maar je kunt gerust stellen: als een Don Quichot. Tot tweemaal toe stoot hij zich aan dezelfde steen, door tegenover journalisten de fouten van zijn aanstaande schoonvader goed te willen praten.

Al met al blijkt dat het 'maken van de koning' ging met 'vallen en opstaan'. De biografen stellen ten slotte: 'als dit boek iets aantoont, is het wel hoeveel baat de prins heeft gehad bij gekwalificeerde adviseurs.' Om vervolgens doodleuk te concluderen: 'Lukt het hem adviseurs van [...] kaliber aan te trekken [...] dan is de kans groot dat zijn missie slaagt om het koningschap in Nederland onomstreden en bindend te laten zijn.' De conclusie zou eerder moeten luiden dat als de prins iets (nog) moet leren, het luisteren en zwijgen is.

Niet dat het boek geen aanleiding geeft tot optimisme. Het vreemde is dat je na lezing toch geen onsympathiek beeld van de prins overhoudt, integendeel. Veelzeggend en herkenbaar zijn de woorden van Ad van Liempt, de programmamaker die samen met Paul Witteman het interview met de prins in 1997 maakte, een interview dat maar zeer moeizaam tot stand kwam: 'Het gekke is dat ik merkte een zekere solidariteit met de prins te hebben, je hoopte dat hij het goed zou doen.' Dat gevoel moet ook de biografen hebben beheerst. En het besmet ook de lezer. Willem-Alexander heeft veel van Juliana: ze doen soms een beetje raar en gedragen zich soms zelfs onmogelijk, maar dat vergeef je ze meteen, omdat ze zo aimabel zijn.

Na het spannende eerste deel, is het een kwestie van doorzetten. De biografie wordt namelijk nogal opsommerig. Voor de liefhebbers is het ongetwijfeld handig om het zo allemaal op een rijtje te hebben staan, maar een echte biografie, een echt boek, wil het niet worden. Het beste is eigenlijk deze enigszins oppervlakkige levensbeschrijving van de kroonprins parallel te lezen met een recent verschenen, zeer gedegen, biografie van Willem de Zwijger: Olaf Mörke, Willem van Oranje (1533-1584) Vorst en 'vader' van de republiek. Om en om een hoofdstuk, dat werkt prima.

De Duitse geleerde Olaf Mörke schreef al menig wetenschappelijke studie over Willem en zijn tijd en schetst nu zo uitgebreid de historische context dat je door de vele bomen die ene boom niet altijd even duidelijk ziet staan. Willem lijkt in eerste instantie een willoze knikker die door allerlei historische ontwikkelingen en krachtenvelden door een flipperkast gejaagd wordt. Met niet eens zo heel veel overdrijving zou je kunnen zeggen dat de man grotendeels buiten beeld blijft. Het gaat Mörke om Willem als 'politicus'. Dat was Willem niet uit vrije keuze. Hij was eenvoudigweg de oudste zoon van een Duitse edelman, die landgoederen in Nederland erft en vervolgens ook nog eens het 'vorstendommetje' Orange. Hij werd vervolgens 'gemaakt', omgetoverd tot de voornaamste Nederlandse edelman-politicus. Hij zou ook nooit een visionair worden, maar reisde als het ware met de rug naar de toekomst, en de blik op het verleden - waarbij hij Duitsland voortdurend in het oog hield.

Maar heel langzaam komt het 'maaksel', de pop, tot leven. Van speelbal van de omstandigheden, wordt Willem een behendig speler, die zich steeds weer weet aan te passen aan de steeds wisselende omstandigheden. Hij onderkende daarbij het grote belang van adviseurs. Hij verzamelde een kring van intellectuelen rondom zich. Maar, zo stelt Mörke ons gerust, 'hij was zeker geen theoreticus, maar eerder een politiek doener, die in staat was zijn normatieve basisideeën aan te passen aan nieuwe uitdagingen, zonder ze echter overboord te gooien'.

Willems bijnaam 'De Zwijger' was in eerste instantie een schimpnaam. Hij kreeg hem bij de onderhandelingen voor zijn tweede huwelijk, met de Duitse en protestantse Anna van Saksen (Willem was toen nog keurig katholiek). Zoals dat gaat met dit soort schimpnamen, werd 'De Zwijger' een erenaam - een geuzennaam. Mörke wijst erop dat Willem natuurlijk niet de huichelaar was die zijn tegenstanders in hem zagen, maar dat hij wel degelijk standvastig kon zijn en altijd behoedzaam. Maar zeker wanneer het ging om een gevoelig liggende kwesties als een huwelijk, nam Willem grote discretie in acht, niet omdat het een privé-zaak betrof - dat was het juist niet - maar omdat hij hier opkwam voor zijn eigen belang, en vooral het familiebelang.

Vooral na dit soort passages is het verhelderend weer even terug te keren naar de biografie van de huidige Prins van Oranje.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum