Recensie: Tegen de integratie-pessimisten

30 november 2015 , door Joop Hopster
| | | | | |

Over immigratie en integratie wordt door jan en alleman van alles geroepen, maar op welke feiten zou het debat daarover nou eigenlijk gebaseerd moeten zijn? Leo en Jan Lucassen proberen de voor- en nadelen van vijf eeuwen migratie nuchter in kaart te brengen, in een boek vol met cijfers, statistieken en grafieken. Wat levert dat op?
De gebroeders Lucassen – Leo is hoogleraar sociale geschiedenis te Leiden en Jan is verbonden aan het IISG – keren zich tegen het gebrek aan feiten en de overvloed aan meningen in het debat over immigratie, integratie en de islam. En ze nemen vooral een groep op de korrel die ze 'de integratie-pessimisten' noemen. Daaronder scharen ze uiteenlopende figuren als Frits Bolkestein, Hilda Verwey-Jonker, Pieter Lakeman, Paul Scheffer, Pim Fortuyn, Ayaan Hirsi Ali en Martin Bosma. Die zouden de feiten negeren en het 'debat' tot een kakofonie van meningen maken. Door joop hopster.

N.B.  Leo Lucassen spreekt 15 juni in Spui25.

Immigratie in economische termen

Wat stellen de Lucassens daartegenover? Ze beschrijven de migratie van de afgelopen vijfhonderd jaar en maken per periode steeds de balans op – of beter gezegd de winst- en verlies-rekening. Per periode proberen ze te concluderen wie er beter en wie er slechter werd van de immigratie. Dit doet denken aan de PVV-poging om de vraag te kunnen beantwoorden wat een immigrant kost – maar levert hele andere uitkomsten op.

Op grofweg de negentiende eeuw na is Nederland de laatste vijf eeuwen altijd een immigratieland geweest. De Gouden Eeuw was alleen maar mogelijk dankzij grote stromen immigranten: niet alleen mensen die zich blijvend kwamen vestigen (zoals vluchtelingen uit de Zuidelijke Nederlanden na de val van Antwerpen in 1585, Hugenoten of Sefardische joden), maar ook dankzij enorme stromen tijdelijke arbeidskrachten die voor enkele jaren op de vloot of in de steden kwamen werken, en grote aantallen seizoensarbeiders. Zonder deze immigranten had de Republiek nooit zo'n enorme bloei kunnen beleven. In vroeger eeuwen migreerden mensen veelal vanwege een mengeling van economische en religieuze motieven, tegenwoordig vooral om economische en politieke redenen (politieke vluchtelingen) – en volgens de Lucassens was het welvaartsmotief altijd al het sterkste van de twee.

Nou stuit immigratie vrijwel niemand tegen de borst in tijden van economische groei, maar dat verandert wanneer er een recessie intreedt. Het boek laat zien dat iedereen dan toch in eerste instantie denkt aan economisch eigenbelang: zodra de werkloosheid stijgt of de lonen dalen, zijn werknemers (en vooral hun vakbonden) niet erg meer te spreken over buitenlanders. Werkgevers daarentegen zien vaak veel heil in immigranten. Ze zijn immers vaak bereid om werk te doen waarvoor autochtonen niet in voldoende aantallen te porren zijn: er is vaak werk voor laag-opgeleiden in tal van sectoren, ook als de werkloosheid hoog is.

De onbedoelde gevolgen

De Lucassens geven fraaie voorbeelden van onbedoelde gevolgen op het terrein van immigratie. In de Eerste Wereldoorlog ging de overheid zich ontfermen over werkloosheidsuitkeringen. Toen de werkloosheid in het interbellum steeg, werd het toestaan van immigratie daardoor een vraagstuk van direct financieel overheidsbelang: werkloze migranten zouden Nederland dan immers direct geld gaan kosten in plaats van geld opleveren.

En in de periode na de Tweede Wereldoorlog moest Nederland economisch weer op de rit komen, was er een groot gebrek aan huisvesting en heerste er een perceptie dat Nederland tamelijk vol was. Toch pleitten werkgevers voor het aantrekken van migranten om de economie te stimuleren, hierin gesteund door het ministerie van Sociale Zaken. Justitie dacht er tegenovergesteld over: immigranten zouden vooral voor problemen zorgen en immigratie moest bepaald niet aangemoedigd worden. De VVD steunde de werkgevers: immigranten waren van harte welkom, en liefst met zo min mogelijk belemmeringen. In de jaren zestig kwamen er grote groepen Italianen, Spanjaarden, Turken en Marokkanen naar Nederland, en velen ervan vertrokken na verloop van tijd ook weer. Maar toen na een korte recessie in 1967 de toelating van nieuwe immigranten bemoeilijkt werd, bleek dat de meeste migranten hier bleven en niet vertrokken naar veelbelovender regio's – volgens de Lucassens juist omdat de barrières vergroot waren en de migranten daardoor beseften dat ze na een vertrek waarschijnlijk niet meer terug zouden kunnen keren.

Kerken en optimisten

De veelbesmeurde 'linkse kerk' is voor de Lucassens ook een mythe die ontkracht moet worden. Zo was het volgens hen juist de VVD in de naoorlogse decennia die het de immigranten zo makkelijk mogelijk wilde maken om hier te komen werken – zij het niet met het idee dat ze zich hier blijvend zouden vestigen. Dat laatste werd echter in de hand gewerkt door de mogelijkheid van gezinshereniging, waarvoor vooral de KVP zich sterk maakte. Moeten we de term 'linkse kerk' misschien vervangen door 'rechtse kerk'?

Uiteindelijk geven de Lucassens – misschien onbedoeld – impliciet het idee meer geporteerd zijn van optimistische visies op immigratie en integratie in de lijn van Frans Verhagen, die in The American Way en Hoezo mislukt? De nuchtere feiten over de integratie in Nederland grofweg betoogde dat de meeste problemen na enkele generatie wel zijn opgelost. Het zijn geen integratie-pessimisten – dat klopt. Maar of dat ze nu realisten maakt?

Joop Hopster is redacteur van het Historisch Café en werkzaam bij Athenaeum Boekhandel als rubrieksbeheerder Geschiedenis en Politiek. Deze bespreking verscheen in het meinummer van Contrast Magazine.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum