Recensie: Zes mannen tot leven gebracht

01 juni 2011 , door Maarten Asscher
| | | | | | | | | |

The Guardian haastte zich onlangs een bericht te rectificeren als zou Salman Rushdie hebben beweerd dat TV-series als The Wire, Sopranos en Mad Men in onze tijd de rol van de roman hebben overgenomen. Die terugtrekkende beweging van de krant – al dan niet op verzoek van Rushdie zelf – is terecht, want zoals zo vaak geldt ook hier dat het nieuwe het oude zelden geheel vervangt. Dat ook het genre van het biografisch essay zich voorlopig nog niet laat wegdrukken door de TV, Youtube of de documentaire laat de essaybundel Six Men van Alistair Cooke zien. Door maarten asscher.

N.B. dit boek maakt onderdeel uit van de zomerse Penguin-kortingsactie.

Of die stelling van Salman Rushdie nu apocrief was of niet, de impliciete waarheid die erin besloten ligt dat TV-series enerzijds en romans anderzijds op een verschillende manier hetzelfde publiek bedienen, is in elk geval niet origineel. Een soortgelijke bewering poneert journalist en radiocolumnist Alistair Cooke (1908-2004) in een van de heerlijke biografische portretten gebundeld in Six Men.

In het eerste essay uit de bundel, die oorspronkelijk in hardcover verscheen in 1977 en nu opnieuw door Penguin in pocket is uitgebracht, maakt Cooke in het voorbijgaan – zoals hij talloze prachtige observaties in het voorbijgaan doet – een vergelijking tussen Charles Chaplin en Charles Dickens. ‘Charles Chaplin was Charles Dickens reborn,’ schrijft hij, en hij poneert zelfs een ‘eerie similarity’ tussen de eerste zestig pagina’s van Chaplins Autobiography en Dickens’ roman Oliver Twist.

Het bijzondere aan deze essayistische portretten van zes mannelijke persoonlijkheden die de twintigste eeuw elk op een eigen manier hebben gedomineerd (naast Chaplin zijn dat de kortstondige Engelse Koning Edward VII, de literatuurcriticus H.L. Mencken, filmacteur Humphrey Bogart, eeuwige US-presidentskandidaat Adlai Stevenson en de activistische filosoof Bertrand Russell) schuilt in het feit dat Cooke zijn helden niet alleen virtuoos voor de lezer tot leven brengt, maar dat hij ze ook alle zes zelf heeft gekend. Zonder daar prat op te gaan, gebruikt hij zijn intieme observaties heel gedoseerd om deze kleine portrettengalerij van een persoonlijke belichting te voorzien.

Neem de volgende beschrijving van de literatuurgigant Mencken, redacteur van The Atlantic Monthly, briljante editor voor vele beginnende schrijvers (het geval John Fante is ook in Nederland beroemd geworden) en een weergaloos brievenschrijver, die als fysieke verschijning bepaald ondermaats was: ‘What I saw was a small man so short in the thighs that when he stood up he seemed smaller than when he was sitting down.’

Of neem deze beschrijving van Nobelprijswinnaar Russell, die in de trein de detectives begint te lezen die hij even tevoren in een stationskiosk heeft aangeschaft:

‘He began to flick the pages over, and at first I thought he was in the habit of skipping through such frivolous stuff. But I noticed that his head went up and down in a slight but steady rhythm, and his right hand turned the pages in rapid sequence. He was a page-reader. It could not have been more than fifteen minutes later that he dropped the first book and started on a second. Another fifteen minutes and he had finished that one.’

Dat is een beschrijving die wat mij betreft niet onderdoet voor de beroemde passage in de Belijdenissen van Augustinus over het wonder van het ‘stillezen’ van de Milanese bisschop Ambrosius, en het maakt in één klap duidelijk – op een bijna filmische manier - over wat voor een superieur intellect Bertrand Russell beschikte.

In een inleidende notitie bij deze bundel citeert Cooke de volgende waarheid: ‘Public men must expect public criticism, and no criticism is so good for them […] as criticism of character.’ Dat is precies wat deze biografische essays zo bijzonder maakt, dat de auteur vanuit een achtergrond van persoonlijke sympathie niet schuwt om zijn onderwerpen de maat te nemen, en daarmee het publieke imago van deze zes grootheden een hanteerbaar formaat geeft dat ze tot dan toe niet hadden. Die persoonlijke maat die de auteur zijn zes mannen neemt, houdt perfect het midden tussen ‘debunking’ en heldenverering.

Na lezing van Cookes scherpzinnige biografische profielen begrijp je beter dan tevoren wat het geniale, maar ook het ongenaakbare van Chaplin was, waarom de abdicatie van Edward VII ten gunste van zijn liefde voor een gescheiden Amerikaanse vrouw eerder zielig dan heroïsch was, of waarom Adlai Stevenson uiteindelijk als presidentskandidaat altijd het loodje legde. Dat Cooke er bovendien op subtiele wijze in slaagt om al deze zes portretten door onnadrukkelijke kruisverwijzingen met elkaar te verbinden, maakt zijn bundel ook nog eens tot een indrukwekkend groepsportret.

Met Six Men laat Alistair Cooke overtuigend zien waarom hij, vooral door zijn legendarische wekelijkse radiorubriek ‘Letter From America’ voor de BBC, als de beste journalist van de twintigste eeuw wordt beschouwd, maar toont hij ook aan dat het biografische essay, op dit hoge niveau beoefend, zijn bestaansrecht volstrekt weet te handhaven, naast de audiovisuele materialen en portretten waarin historische figuren uit de moderne tijd voortleven.

Maarten Asscher is directeur van de Athenaeum Boekhandel en werkt aan een proefschrift over gevangenisliteratuur.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum