Recensie: De dichterlijke droefheid van het alledaagse

30 november 2015 , door Fabian Takx
| | |

Waarom is Martin Bril, de in 2009 veel te jong overleden chroniqueur van het alledaagse, zo populair? Dat is een vraag die me al geruime tijd bezighoudt. Ik heb de indruk dat Bril vooral bij vrouwen de harten sneller deed en doet kloppen, het lijkt me geen mannenschrijver. Tenslotte zijn er op Brils ‘rokjesdag’ weinig mannen te bekennen, of het moet om niet-literaire redenen zijn. Het zit hem misschien in de schijnbare trivialiteit van zijn onderwerpkeuze, de precieuze aandacht voor het alledaagse. Dat is van een subtiliteit die aan veel mannen niet besteed lijkt. In ‘Heimwee naar Nederland’ zijn voor het zachte prijsje van € 14,95 de mooiste stukken van Bril over Nederland gebundeld. Meer dan vierhonderd pagina’s, de meeste met zijn dagelijkse columns voor Het Parool, en later de Volkskrant. Door fabian takx.

Namenfetisjisme

Bril trok er met zijn auto op uit om de meest obscure plekken te bezoeken, ogenschijnlijk gedreven door een karakteristiek namenfetisjisme, want het lijkt alsof hij alleen al in het noemen van plaatsnamen een soort mystiek ervaart. ‘In het midden van de groep ligt Winterswijk; als mazelen draaien de andere plaatsen eromheen: Eibergen, Groenlo, Lichtenvoorde, Aalten. En aan de andere kant van de grens: Bocholt, Rhede, Stadtlohn, Vreden.’ ‘Visbuurt’ begint zo:

‘In Visbuurt staat een huis te koop. Dat klinkt als een liedje. In Visbuurt staat een huis te koop. Zou ik in Visbuurt een huis willen hebben? Zou ik in Visbuurt willen wonen? Visbuurt.

Je leest er zo overheen. Maar als je je in deze passage verdiept is het begrijpelijk dat hij zelf in zijn stukken regelmatig de waarde van zijn werk benadrukte. Het was ‘niet zomaar iets’ , ‘Ik heb er lang over nagedacht’. Ik kan me voorstellen dat hij erg  ingenomen was met de herhaling van de zin: ‘In Visbuurt staat een huis te koop.’ Je gaat hem zelf meezingen.

Oer-Hollandse, druilerige poëzie

Voor de een zijn zijn observaties misschien geneuzel over niks, voor de ander is het  poëzie, maar dan wel een oer-Hollandse, een beetje druilerige, herkenbare vorm van dichtkunst. Bril ging volkomen op in zijn beeldende observaties, als een vorm van nuchtere Zen. En het hielp dat het vlakke Hollandse land en het vlakke Hollandse gebeuren hem rustig lieten begaan.

Er zit een sterk ritme in zijn composities, met als pauze de herhaling van een woord op een regel (‘Visbuurt’) of  ‘Enfin’. De laatste zin is ook een sterke troef. Die completeert het stukje, zet het in perspectief en geeft het soms een betekenis die het nog niet had. ‘Het klinkt alsof aan het verdriet geen einde komt.’ (Over Chinees restaurant De Chinese Muur in Den Helder.) ‘De mooiste woensdagmiddag in het jaar is voorbij.’ (Een verhaal dat nergens over gaat, maar wel sfeer heeft.) Een prachtig stuk over een kermis in Groningen, waar Bril drie dagen achtereen constateert dat er helemaal niemand komt, eindigt met de meesterlijke uitsmijter: ‘Zodra ik hier weg was, zou het beslist storm lopen.’

Onderhuidse melancholie

Soms vraag je je wel af: kan de ware Martin Bril nu opstaan? Het is moeilijk je de ruige rock ’n roller met zijn flitsende looks en heftige verleden voor te stellen als auteur van deze ingehouden miniaturen. Maar een oordeel spreekt hij niet uit, en hij laat zijn levensgevoel hooguit doorschemeren in zijn melancholieke commentaren. Als je al die treurige en soms vertederende tableautjes leest over bejaarde stellen in poncho’s, vinexwijken en vakantievierders in Oostkapelle, stel je je soms de droogkomische foto’s van Martin Parr voor, en even denk je: Bril houdt helemaal niet van dit land, hij vindt het maar een knullig allegaartje.

Maar zo was het helemaal niet: Bril was helemaal verkikkerd (toepasselijk woord) op Nederland en het Nederlandse landschap. ‘Als ik denk aan Nederland, waar denk ik dan aan? Als ik het wist, zou ik het zeggen – voorlopig heb ik er alleen maar heimwee naar, heimwee naar Nederland.’ Dat is de laatste zin van ‘Denken aan Nederland’, dat op het ritme van de vraag ‘Als ik denk aan Nederland, waar denk ik dan aan?’ een lange opsomming is van oer-Hollandse fenomenen, van ‘de watertoren bij Steenwijk en de asperges in het land bij Venray’ tot ‘huisvrouwen met praktisch haar en een clitorispiercing’. Bril kon ook heel mooi de paradox hanteren.

Waarom ging hij er eigenlijk steeds weer in zijn eentje op uit, het platteland op? Misschien omdat zijn vader handelsreiziger was. Misschien is die mooie onderhuidse melancholie van zijn verhalen ‘over niks’ daardoor te verklaren. Door dit boek ben ik zowaar een liefhebber van Bril geworden.

Fabian Takx is freelance journalist en auteur. Hij heeft een website, fabiantakx.nl.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum