Recensie: De sociaaldemocratische crisis: verklaringen (en een aantal oplossingen)

30 november 2015 , door Pepijn Corduwener
| | | | | | | | | |

In de Britse verkiezingscampagne van 2010 lanceerde David Cameron zijn Big Society: een kleine overheid moet taken overdragen aan lokale gemeenschappen en ruimte creëren voor burgerinitiatieven. Het idee wordt door links bekritiseerd als een kille bezuinigingsoperatie, maar heeft meer aandacht gekregen dan de twee jaar eerder vanuit sociaaldemocratische hoek gelanceerde Good Society. Dit project, geïnitieerd door een Duitse en een Britse parlementariër, resulteerde in de bundel The Future of Social Democracy: Building the Good Society, samengesteld door Henning Meyer en Jonathan Rutherford. Het boek bevat scherpe analyses, maar slaagt er niet altijd in om die te vertalen in eigenzinnige en concrete ideeën. Door pepijn corduwener.

Andrea Nahles en Jon Cruddas, de twee parlementariërs, hebben vooraanstaande wetenschappers bereid gevonden aan de bundel bij te dragen. Vanuit verschillende disciplines – taalwetenschap, economie, geschiedenis, sociologie – worden de kansen op electoraal herstel van de sociaaldemocratie belicht. Het is veelzeggend dat twee essays in de bundel openen met dezelfde zin: ‘European social democracy is in a crisis.’ Na de opleving van de Derde Weg in de jaren negentig ontbreekt het sociaaldemocraten aan kiezers, leiders en ideeën.

Geen model, geen ideologische onderscheidendheid en geen duidelijke achterban

Het openingsstuk van historicus Stefan Berger is illustratief voor de spiegel die sociaaldemocraten zichzelf voorhouden. Het artikel past in een lange socialistische traditie van zelfverheerlijking en zelfkritiek. Het roemrijke verleden wordt graag gememoreerd – ook in andere bijdragen wordt verwezen naar Eduard Bernstein en Rosa Luxemburg – maar intern is er een voortdurende richtingenstrijd die de zoektocht naar een vastomlijnde plek in de politieke constellatie belemmert. Berger besluit zijn historisch overzicht dan ook met de observatie dat er momenteel ‘geen model, geen ideologische onderscheidendheid en geen duidelijke achterban’ meer is.

Het gebrek aan een vastomlijnde positie, en dan vooral in relatie tot het neoliberalisme, is een terugkerend thema van het boek. De economische bijdragen vormen hiervan het intellectuele hoogtepunt. Ze bieden een scherpe analyse van de economische en financiële vraagstukken die voor geëngageerde burgers van iedere politieke overtuiging waardevol zijn om te bestuderen. De economen onderstrepen hun afstand van zowel neoliberalisme als klassiek socialisme en het ‘casinokapitalisme’ is volgens hen dan ook niet de grootste oorzaak voor de huidige crisis. De diepere oorzaak is drieledig: een fundamenteel gebrek aan evenwicht in de economie, waarbij schulden en ‘bubbles’ samengaan en elkaar stimuleren; grote verschillen tussen landen met handelsoverschotten en staten met tekorten op de betalingsbalans; en de gerichtheid op korte termijnwinst van aandeelhouders.

Ook de oplossing voor de economische crisis is drieledig en moet leiden tot een ‘fatsoenlijk kapitalisme’: sociaaldemocraten moeten strijden voor een economie die duurzaam is, zorgt voor een stabiel basisinkomen voor iedereen en gebalanceerd is tussen verschillende sectoren, zodat een crisis in de ene sector niet de groei van de economie in het geheel in gevaar kan brengen. Stijgende lonen (en daarmee consumptie) in plaats van winst zou de motor moeten zijn van economische groei. Bovenal moet de sociaaldemocratie weg van de simpele tegenstelling staat versus markt en in economisch beleid kritischer staan tegenover een derde element: corporate business. Dit, zo stelt de eminente Britse socioloog Colin Crouch (The Strange Non-Death of Neo-Liberalism), is niet alleen economisch logisch, zij verstoort immers competitieve marktwerking, maar ook vanuit democratisch oogpunt onontkoombaar: hun macht is te groot en gaat ten koste van de invloed van civil society.

Kritisch, maar niet concreet

De meeste auteurs laten zien dat het sociaaldemocraten niet ontbreekt aan kritisch vermogen, maar dat concrete en vooral originele oplossingen formuleren lastig blijkt. Zij bevestigen hiermee Stefan Bergers stelling dat sociaaldemocraten ideologisch weinig onderscheidend meer zijn. Maar er zijn ook uitzonderingen. In het bijzonder Henning Meyers idee om het communitaire socialisme nieuw leven in te blazen is inspirerend en verdient nadere uitwerking.

In hun beleid moeten de sociaaldemocraten zich verder niet blindstaren op de groei van het BNP, maar welzijn in plaats van welvaart laten meewegen. Sociale cohesie is hiervan volgens Harvard-wetenschapper Christian Kroll een belangrijke indicatie. Levensgeluk in plaats van consumeren moet een nieuwe sociaaldemocratische politiek bepalen en hierbij mag de staat best moraliseren: waarden in plaats van issues moeten leidend zijn. Daarnaast wordt Europa vaak genoemd als oplossing. Dit is gedurfd, maar het is tegelijk veelzeggend dat de sociaaldemocraten hierbij een andere kant opkijken dan hun potentiële kiezers.

Onderhoudende analyses, maar ze moeten ook verkocht worden

De bundel moet echter ook worden beoordeeld op de vraagstukken die niet worden aangesneden. Zo is het onbegrijpelijk dat over de twee grootste uitdagingen voor de sociaaldemocratie van deze tijd – de multiculturele samenleving en het rechtspopulisme – zo weinig wordt geschreven: verder dan de stelling dat de sociaaldemocratie een nieuw ‘burgerlijk nationalisme’ moet ontwikkelen, reikt de visie op dit onderwerp niet. Als zij weer politiek wil voeren gebaseerd op waarden, moet juist hierop een heldere visie worden geformuleerd.

Ondanks dit tekort kunnen Cruddas en Nahles in hun slotwoord putten uit een serie onderhoudende analyses. De herwaardering van het algemeen belang ten opzichte van de macht van de markt staat hierin centraal. Het boek mist weliswaar de inspiratie van Tony Judts Ill Fares the Land, maar is beter gebalanceerd en sterker onderbouwd. Concrete voorstellen en charismatische politici zijn nu nodig om deze analyses te vertalen in ideeën en een gezicht te geven.

Maar die ideeën moeten ook verkocht worden. De slotopmerking van Cruddas en Nahles — ‘Mensen geloven niet meer in spindoctors’ — lijkt daarom een stuiptrekking van het oudsocialistische dogma dat ideeën genoeg zijn en mensen ‘de waarheid’ vroeg of laat zelf rationeel onder ogen zullen zien. Wat dat betreft kan de sociaaldemocratische Good Society nog veel van de conservatieve Big Society leren.

Pepijn Corduwener is als docentpromovendus verbonden aan het Departement Geschiedenis en Kunstgeschiedenis van de Universiteit Utrecht.

pro-mbooks1 : athenaeum