Recensie: Metamorfosevirtuoos

09 oktober 2014 , door Rob Hartmans
| | | |

Later vandaag in De Groene Amsterdammer, nu al te lezen op Athenaeum.nl: Rob Hartmans over Volker Ullrichs Hitler. De jaren van opkomst 1889 - 1939. 'De Hitler die Ullrich schildert was vóór alles een acteur, een "metamorfosevirtuoos", die razendsnel van rol kon wisselen en perfect aanvoelde wat zijn "publiek" - variërend van een troepje haveloze ex-soldaten tot een salon vol industriëlen of een stadion vol overtuigde nazi's - bezielde en verlangde.' (Athenaeum Boekhandel en De Groene Amsterdammer werken samen, bijvoorbeeld in boekverkoop en een gezamenlijke bijlage.)

In 2001 publiceerde Eric-Emmanuel Schmitt de roman La part de l'autre, die in het Nederlands werd vertaald als Adolf H. Twee levens, met de intrigerende uitgangsvraag: wat zou er gebeurd zijn als Hitler op 8 oktober 1908 wél was toegelaten tot de Weense kunstacademie?

Het is een leuke vraag om over te speculeren, maar één antwoord staat als in beton gegoten vast: voor historici en de werkgelegenheid in de boekenbranche zou het een absolute ramp zijn geweest. Wie regelmatig een behoorlijke boekwinkel bezoekt verwondert zich onwillekeurig over de nimmer opdrogende vloedgolf van boeken over de Tweede Wereldoorlog en is misschien geneigd de cynische Amerikaanse uitgever gelijk te geven die opmerkte: 'There's no business like Shoah-business.'

Volgens een voorzichtige schatting zijn er over Adolf Hitler inmiddels 120.000 boeken geschreven, zodat elke auteur die zich nog aan dit onderwerp waagt iets heeft uit te leggen. In het vorig jaar verschenen eerste deel van zijn nieuwe Hitler-biografie, waarvan in 2015 deel 2 verschijnt, legt de Duitse historicus Volker Ullrich dan ook uitgebreid verantwoording af. Om te beginnen zijn er volgens hem wel ongelooflijk veel boeken over Hitler, maar die zijn ofwel niet gebaseerd op serieuze bronnenstudie, of ze houden zich met één aspect van Hitlers leven en werken bezig, of het zijn pure interpretaties, met een al dan niet speculatief karakter. Zijn boek is volgens hem 'pas' de vijfde echt omvattende biografie. Voor een historische figuur die zo'n stempel heeft gedrukt op zijn eigen tijd en vele decennia erna is dat niet echt heel veel.

Al in 1936-1937 publiceerde Konrad Heiden in Zwitserse ballingschap een scherpzinnige, grondig gedocumenteerde biografie, maar uiteraard was toen niet alleen het bronnen-materiaal beperkt, ook moest Hitler zijn meest wereldschokkende daden nog verrichten. De Engelse historicus Alan Bullock kon in 1952 in Hitler: A Study in Tiranny wél het afgeronde verhaal vertellen. En dat deed hij op grondige en vlammende wijze, waarbij hij zwaar leunde op de analyse van de voormalige nazi Hermann Rauschning, die Hitler in zijn Revolution des Nihilismus (1938) had geportretteerd als een volstrekt principeloze opportunist, die bezeten was van de nietzscheaanse Wille zur Macht.

Het onderzoek naar Hitler stond echter niet stil, en al spoedig bleek uit allerlei detailstudies - onder anderen van Eberhard Jäckel - dat Hitler meer was dan een nihilistische opportunist, dat hij wel degelijk over een eigen ideologie beschikte, die hij koste wat het kost wilde verwezenlijken. Op basis van het vele historisch onderzoek dat vanaf de jaren vijftig vooral in Duitsland op gang kwam publiceerde de journalist Joachim Fest in 1973 een nieuwe biografie, die niet alleen fraai geschreven was, maar die Hitler bovendien sterker in de context van zijn tijd plaatste.

Ondertussen waren historici, die in tegenstelling tot Fest wel het archief in gingen, begonnen meer onderzoek te doen naar de Duitse samenleving in deze jaren. Al spoedig ontstond er een debat over de vraag of de shoah nu louter het gevolg was van Hitlers obsessionele jodenhaat, of dat de verklaring gezocht moest worden in de buitengewoon gecompliceerde, elkaar beconcurrerende en opzwepende machtsstructuren binnen het Derde Rijk, die hadden geresulteerd in een ongekende genocidale dynamiek. Het was de grote verdienste van de Britse historicus Ian Kershaw dat hij met zijn massieve, tweedelige Hitler-biografie (1998-2000) een einde wist te maken aan dit op den duur vrij vruchteloze debat tussen 'intentionalisten' en 'structuralisten'. Dat Hitler van de joden af wilde, en dat hij uitroeiing op zeker moment als enige optie zag, dat stond onomstotelijk vast. Maar de manier waarop en het enorme tempo hadden alles te maken met de wijze waarop het Derde Rijk was 'georganiseerd'. Hitler was volgens Kershaw een 'luie dictator', die veel overliet aan het initiatief van zijn ondergeschikten, die carrière trachtten te maken door 'der Führer entgegen zu arbeiten' - 'working towards the Führer' - dát te doen waarvan ze dachten dat Hitler het wilde.

Dat Ullrich dertien jaar na Kershaws monumentale biografie toch met een nieuwe, alomvattende levensbeschrijving komt rechtvaardigt hij door op twee zaken te wijzen. Er is sindsdien nog meer bronnenmateriaal beschikbaar gekomen, bepaalde archieven waren nog altijd niet goed doorzocht, en bovendien zijn er talrijke detailstudies gepubliceerd, die soms interessant licht op bepaalde aspecten werpen. Zo heeft Thomas Weber nader onderzoek gedaan naar Hitlers rol als soldaat tijdens de Eerste Wereldoorlog, bestudeerde Timothy Ryback Hitlers bibliotheek en bracht Othmar Plöckinger nieuwe feiten boven water over Hitlers 'vormende jaren' in het München van 1918-1920. Ook verschenen er eindelijk behoorlijke biografieën van een aantal van Hitlers belangrijkste trawanten.

Ullrichs belangrijkste argument is echter dat veel Hitler-vorsers zijn uitgegaan van de verkeerde vraagstelling. Hitler wordt doorgaans afgeschilderd als, in de woorden van Thomas Mann, een 'miezerige figuur' of, met een verwijzing naar de roman van Robert Musil, een Mann ohne Eigenschaften. Volgens de communis opinio was hij een talentloze kunstenaar, een kwartintellectueel (zeg maar een soort Martin Bosma van de pvv: iemand die uit boeken en kranten pikt wat in zijn kraam te pas komt en daarmee een samenzweringstheorie in elkaar flanst), een contactgestoorde en seksueel abnormale nobody. Hierdoor hebben generaties historici zich het hoofd gebroken over de vraag hoe het mogelijk is dat zo'n sukkel aan de macht kwam en vervolgens de wereld in het verderf stortte.

'Maar wat als die veronderstelling niet juist is?' schrijft Ullrich. Stel dat de geestelijke vermogens van Hitler helemaal niet zo beperkt waren, stel dat hij wel degelijk beschikte over enkele uitzonderlijke talenten? Uiteraard gaat het hier niet om een rehabilitatie, maar wil Ullrich proberen te begrijpen hoe het mogelijk was dat Hitler vanuit het volkomen niets de man kon worden die het lot van Europa bepaalde. Vandaar dat hij zich concentreert op de mens Hitler, die hij te voorschijn tracht te halen vanachter de vele vooroordelen, mythes en speculaties die het beeld van hem overwoekerd hebben.

Met allerlei wilde verhalen over Hitlers seksuele aberraties of zijn vermeende homoseksualiteit maakt  korte metten. Hitlers omgang met vrouwen was volgens hem 'normaal', maar het kwam hem om politieke redenen goed uit te doen alsof hij elke vorm van familie- en gezinsleven had opgeofferd, zodat hij al zijn energie kon wijden aan het redden van Duitsland. De Hitler die Ullrich schildert was vóór alles een acteur, een 'metamorfosevirtuoos', die razendsnel van rol kon wisselen en perfect aanvoelde wat zijn 'publiek' - variërend van een troepje haveloze ex-soldaten tot een salon vol industriëlen of een stadion vol overtuigde nazi's - bezielde en verlangde. Hitler speelde altijd een rol, nam nooit iemand echt in vertrouwen en bleef zo ongrijpbaar en onvoorspelbaar. Het ene moment was hij charmant en hartelijk, even later barstte hij uit in razernij of was hij meedogenloos en wreed. Voor iemands omgeving is dat lastig, maar zolang hij succesvol is zien velen dit als het kenmerk van een genie, en na zijn ondergang als typerend voor een gestoorde. Vermoedelijk was hij noch het een noch het ander, al bezat hij zeker elementen van beide ideaaltypen.

In zijn goed geschreven portret van Hitler komt Ullrich behoorlijk overtuigend over, maar dit wil bepaald niet zeggen dat de biografie van Kershaw nu overbodig is geworden. Uit die boeken wordt namelijk veel duidelijker hoe het Derde Rijk functioneerde, welke rol Hitler hierin speelde en wat het aandeel van de miljoenen overige Duitsers was. Ullrich heeft de persoon van Hitler alleen iets meer ingekleurd, al moeten we natuurlijk op deel 2 wachten voordat we een definitief oordeel kunnen vellen. Het onderzoek naar Hitler en zijn Derde Rijk zal wel nooit eindigen, en gezien de immense, nog altijd groeiende hoeveelheid materiaal doet de historicus die over pakweg twintig jaar met de volgende grote biografie wil komen er goed aan zich alvast warm te lopen.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum