Leesfragment: De vader van Artenio

05 juli 2020 , door Frida Vogels
|

10 juli verschijnt De vader van Artenio van Frida Vogels. Lees bij ons nu alvast een deel van het eerste hoofdstuk!

Na de dood van zijn vader in 1905 – hij was toen pas twaalf – moest Salvatore De Matteis wijnbouwer worden om voor het gezin de kost te verdienen. Samen met ervaren familieleden leerde hij de wijngaard in San Severo (Zuid-Italië) die hem was nagelaten te bewerken. In zijn spaarzame vrije tijd begon hij te lezen: Manzoni, Tolstoj, grote socialistische denkers als Marx, Engels, Kautsky en Luxemburg, die een blijvende indruk op hem maakten. Hij bleef wijnboer, trouwde en kreeg in 1930 een zoon: Artenio, door zijn moeder Ennio genoemd. Ennio blijkt een intelligente jongen die zo briljant eindexamen deed dat het hem een studiebeurs en een gratis plaats in een Milanees studentenhuis opleverde. In de mensa van dat studentenhuis ontmoette Ennio in 1954 Frida Vogels. In de jaren die volgen ontstaat er een speciale band tussen Frida en Ennio’s vader Salvatore. Hij zei zonder omhaal van woorden wat hij dacht en Frida deed hetzelfde, en zo kreeg ze verhalen te horen die zelfs zijn vrouw nog nooit had gehoord.

Met De vader van Artenio schetst Frida Vogels een ontroerend beeld van haar schoonvader Salvatore De Matteis (1893–1969), die de lezer van haar dagboeken zullen herkennen als een van de interessantste figuren onder haar familie en vrienden.

N.B. Eerder besprak Esther Wils op onze site Vogels' dagboek, deel viii.

 

De wijngaard

Toen Salvatore De Matteis, de oudste van de vijf kinderen van Vincenzo, twaalf jaar oud was en in de vierde klas van de lagere school zat, werd hij onverhoeds het hoofd van het gezin omdat zijn vader, veldwachter in dienst van het eerste socialistische gemeentebestuur van San Severo, werd doodgeschoten door een ‘privé’-veldwachter, dat wil zeggen een die werkte voor een van de twee grote families die elkaar sinds mensenheugenis de macht in San Severo betwistten. Het was 1905; leerplicht was er nog niet en boeren stuurden hun kinderen zelden of nooit naar school, maar Vincenzo, die het belang van goed onderwijs inzag, had gewild dat zijn oudste zoon de hele lagere school afliep.
Zo ging het dus niet. Nu zijn vader er niet meer was, moest Salvatore wijnbouwer worden om het brood voor het gezin te verdienen, terwijl zijn broer Luigi, elf jaar oud, metselaarsleerling werd. Onder leiding van ervaren familieleden leerde Salvatore de wijngaard die zijn vader hem had nagelaten te bewerken. Wijnstokken planten en ze laten groeien, bloeien en vrucht dragen om ten slotte van de rijpe druiven wijn te maken, is mooi werk en Salvatore ging erin op. Hij keek geen boek meer in en raakte geen pen meer aan en het scheelde niet veel of hij vergat de kunst van lezen en schrijven helemaal, zo werd hij in beslag genomen door zijn nieuwe bezigheden. Toen hij veertien was, snoeide en entte, spitte en sproeide hij als de beste en onderhield niet alleen zijn eigen wijngaard, maar werkte ook voor anderen, met zoveel kennis van zaken dat ze hem het loon van een volwassen man betaalden, omdat hij werkte als een man.
In die tijd vond hij in de nalatenschap van zijn vader een kist met boeken, en dat bleek een fantastische vondst. Het waren boeken voor ongeletterde lezers, half sprookje half werkelijkheid: ze gingen over dappere, edelmoedige ridders die hun leven waagden om arme, weerloze mensen, door gewetenloze schurken uitgebuit en onderdrukt, te helpen en te beschermen. Die boeken vervulden hem met geestdrift; het was of hij een sleutel tot de wereld en de historie had ge- vonden. Hij had zelf in die verre tijden willen leven, zelf willen deelnemen aan die heldhaftige strijd... En nu verlangde hij om meer te lezen. Naar de onnozele kinderboeken die hij op school te lezen had gekregen had hij nooit meer omgekeken, maar deze boeken, die van zijn vader waren geweest, herinnerden hem eraan dat zijn vader vermoord was omdat hij socialist was en dat dát precies socialisme moest zijn: vechten, net als die ridders van lang geleden, om op te komen voor de zwakken en armen tegen de rijken en machtigen die hen uitbuitten en onderdrukten; samen met miljoenen anderen over de hele wereld een nieuwe maatschappij opbouwen waarin geen plaats meer zou zijn voor rijken en armen, maar alle mensen zouden werken naar hun vermogen en ontvangen naar hun behoefte. Het zal van toen af zijn geweest dat hij altijd een aantekenboekje in zijn zak had, om de gedachten die bij hem opkwamen en de feiten die hem belangrijk leken meteen te kunnen noteren. Die aantekenboekjes maakte hij zelf, van blaadjes papier van verschillende soort en grootte die hij met naald en draad aan elkaar naaide.
Hij begon nu betere boeken te lezen: Manzoni, Tolstoj, De Amicis, tal van andere; hij wilde meer weten van het socialisme en las de boeken van de grote socialistische denkers, Marx, Engels, Kautsky, Rosa Luxemburg; hij dacht na over wat hij las en sprak erover met zijn vrienden. Hij vond die boeken in de bibliotheek van San Severo, die dankzij de nalatenschappen van enige grote heren redelijk goed voor-zien was, maar nauwelijks lezers trok en dus maar drie halve dagen per week open was. Salvatore ging erheen zo vaak zijn werk hem de tijd liet, aanvankelijk alleen om daar te lezen, maar later kreeg hij toestemming om boeken mee naar huis te nemen. Van de paar centen die hij ’s zondags kreeg kocht hij kaarsen om ’s avonds te kunnen lezen en studeren. Zodoende werd hij in 1910, toen hij zeventien was, tot secretaris van de jon- gerenafdeling van de socialistische partij gekozen en in de twee volgende jaren herkozen. Het waren jaren van hoop.

[...]

 

© Copyright 2020 Frida Vogels

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum