Leesfragment: In het vlees

02 januari 2020 , door Roelof ten Napel
| |

Donderdag 9 januari wordt de tweede poëziebundel van Roelof ten Napel, In het vlees, gepresenteerd bij Boekhandel Van Rossum. Wij publiceren het eerste gedicht, het eerste gedicht van deel II en het laatste gedicht voor, in die volgorde.

Wat betekent het om pijn te lijden, om lief te hebben en om te sterven - en voor wie doe je dat? In het vlees gaat over het leven dat we uit het oog verliezen als we onze opvattingen, of ze nu politiek, religieus of filosofisch zijn, niet toetsen aan de onvolmaakte, rommelige lijven waarover ze zouden moeten gaan.

Na een reeks sonnetten volgt een afdeling waarin het woord is aan de man die de zoon van God verraden heeft: Judas Iskariot. Hij blijkt nog wel wat vragen te hebben over het scheppen van heilige gemeenschappen, het aanwijzen van schuldigen, het verlangen naar een zuiver geweten en het uitschot dat steevast in de geschiedenis achterblijft.

N.B.  Je bent van harte welkom bij de presentatie. Eerder publiceerden we voor uit Constellaties.

 

Sonnet xlv

omdat bloed, in zichzelf, niets te zeggen heeft —
omdat bloed, het kale feit van bloed, me geen
betekenis wist mee te geven, me niets maakte
dat ik voorbij mijn naakte lichaam bleef —

omdat een kloppend hart, eens aangezwengeld,
precies daardoor niet meer in verbinding staat
met wat het ooit in gang heeft gezet —
omdat precies bestaan niet zonder zichzelf beginnen kan —

geen lichaam beweegt zich
door middel van waarheid, waarheid
kan niet eten —

ik ben hier niet vanwege, omdat het kale feit
van mijn aanwezigheid
me nergens mee verbinden kan

 

Het uitschot.
ii Iskariot

verhalen over mijn dood kunnen onderling verschillen.

soms zegt men dat ik me op mijn zwaard geworpen heb.
soms dat ik me juist verhing — soms dat het touw toen scheurde.
iemand zegt dat mijn maag, nadat ik vooroverviel, openbrak,
dat ik mijn ingewanden morste over de grond.

misschien ging het dan zo: hing ik mij op, en viel ik toch nog
op mijn zwaard, omdat het touw brak — had ik het zwaard vast
klaargelegd, voor het geval dat —
voor het geval dat het touw zou breken.

misschien wilde ik koste wat kost niet overleven, wilde ik god
de kans niet geven me te sparen. en misschien sneed toen het zwaard
mijn maag dus open, en kwam heel mijn binnenwerk
hopla zo naar buiten.

dan klopt het allemaal.
hoe het ook zij, de plek waar ik ten einde kwam heet
akeldama — akker van bloed. een stuk grond dat ik schijnbaar kocht
van het geld dat ik verdiende met mijn kus.

is dat niet netjes opgelost?

 

Sonnet i

en de dauw die toen we wakker werden
op het gras lag
was zo vol van licht,
als scheuren in glas

bijna ver-
brijzeld, één aanraking
ervandaan —

je stak je hoofd uit de tent,
deed je ogen
met moeite
open, en ik vroeg me af

of je zag wat ik zag,
die scherven daar,
verspreid over de grond

 

© Roelof ten Napel, 2020
© Hollands Diep, Amsterdam 2020

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum