Leesfragment: Als ik terugkom

10 juni 2022 , door Marco Balzano
|

14 juni verschijnt de nieuwe roman van Marco Balzano, Als ik terugkom (Quando tornerò), vertaald door Edwin Krijgsman. Lees bij ons een fragment.

Omdat haar man werkloos is en ze een goede opleiding voor haar kinderen wil, besluit de Roemeense Daniela als badante (inwonende ouderenverzorgster) in Italië te gaan werken. In Als ik terugkom laat Marco Balzano zien wat er gebeurt met Daniela’s gezin wanneer zij naar Milaan vertrekt. Manuel lijdt erg onder zijn moeders afwezigheid en voert op school niets meer uit. Op een dag krijgt hij een brommerongeluk en raakt in coma. Dat ontwricht het uiteengeslagen gezin nog verder. Als ik terugkom is een indringende, maatschappelijk geëngageerde roman over een wereld die dichtbij is maar ver van ons af staat.

N.B. Lees ook een fragment uit Balzano’s vorige, Ik blijf hier.

 

Deel 1
Waar ben je

‘Jij had eigenlijk niet geboren moeten worden.’
Al zestien jaar lang zegt Moma dat tegen me. Moma is mijn moeder, zo noem ik haar sinds ik klein ben. Na haar eerste zwangerschap moest ze aan haar baarmoeder geopereerd worden, en toen kreeg ze te horen dat ze het kon vergeten om nog kinderen te krijgen, en voor het geval dat ze toch nog hoop mocht koesteren, schreven ze het ook in de ontslagbrief. Misschien is Moma juist daardoor altijd zo dol op me geweest, want ik veranderde van een ijdele wens in vlees en bloed.
Niet dat Moma niet van mijn zus houdt, hoor. Het is trouwens onmogelijk om niet van Angelica te houden: dat ze problemen met me heeft, komt alleen maar doordat ze me de hele tijd denkt te moeten zeggen wat ik moet doen en wat ik niet moet doen. Ze vindt dat zij het voor het zeggen heeft, maar ik kan al koken en mijn kleren wassen. Ik heb niemand nodig.
Angelica is netjes en onbaatzuchtig. Als er werk gedaan moet worden, probeert ze er nooit onderuit te komen. Of liever gezegd, ze is juist zo iemand die zich opoffert. Op een dag was ik in de keuken aan het tekenen met Moma, die altijd al heeft gedroomd van een eigen werkruimte vol schildersezels en paletten, en vroeg ik haar om ons gezin als dieren te tekenen: Moma als paard, pappa als wolf, ik als kat. Voor mijn zus had ze een ezel gekozen, omdat Angelica zo is, ze trekt de kar tot ze erbij neervalt. ‘Kijk uit voor van die types die altijd sloven zonder ooit te klagen, want op een dag zijn ze het zat en kappen ze ermee,’ zei nonno Mihai.
Eerst vond ik Angelica aardiger, we konden het meestal goed met elkaar vinden. Ze speelde met me, we maakten grapjes en we renden door de velden met zonnebloemen... En vooral deed ze normaal. Maar toen Moma eenmaal was weggegaan, begon ze zich als een lerares te gedragen en dat werkte me op de zenuwen. ‘Tuurlijk, je bent acht jaar ouder, maar wat dan nog?’ katte ik. Angelica antwoordde niet. Als ze boos is, zegt ze nooit iets terug. Dan pakt ze de fiets en gaat door de velden rijden. Wat dat betreft is ze precies als Moma: die twee blazen altijd ergens anders stoom af en ze vertellen je nooit de waarheid.
Kortom, mijn zus is zo koppig als een ezel, maar ze heeft wel een goed stel hersens, en zoals alle intelligente mensen luistert ze veel en zegt ze weinig. Als ik bijvoorbeeld niet snap waarom mijn moeder zich op een bepaalde manier gedraagt of waarom mijn vader de hele tijd niks zegt, vraag ik het haar. En als ze het dan heeft uitgelegd, is alles opeens duidelijk, want Angelica begrijpt iets van het leven, ze denkt na over de dingen. Ik niet, ik ben impulsief. Anders zou ik er niet zo aan toe zijn.

 

Laten we bij het begin beginnen. Die ochtend werden we zoals altijd om zes uur wakker, waarna we het hele huis doorzochten om Moma te vinden. Op een gegeven moment begonnen we zelfs meubels te verplaatsen, alsof Moma een ring was of een bos sleutels. Toen het tot pappa doordrong dat zijn vrouw er echt vandoor was gegaan, begon hij tegen de deuren te schoppen en met zijn vuist tegen de muur te slaan. Ik ging buiten onder de pergola staan en schreeuwde haar naam zo hard dat ook mijn vader op een gegeven moment zei dat ik daarmee moest kappen.
‘Manuel, zo vat je kou, kom weer binnen!’ Met zijn eeltige handen pakte hij me bij mijn schouders en duwde me het huis in.
Ik zie ze voor me, de handen van Filip Matei, geboortejaar 1972. Jarenlang had hij in een schuurpapierfabriek gewerkt, een grote hal langs de weg: hij tilde enorme rollen op en strekte op een lange metalen tafel tien meter lange vellen uit, die erger prikten dan doorns. ’s Avonds voor de televisie deed hij zijn handen in een teiltje alcohol, want door alcohol ontstaat eelt, en eelt biedt bescherming. ‘Daardoor voel je de wondjes van de lijm niet,’ zei hij tegen me, terwijl hij op zijn tanden moest bijten om zijn handen ondergedompeld te houden. De handen van mijn vader zijn uniek, door al dat eelt voelt hij er niets meer mee, en als hij me voor de gein in mijn bovenbeen knijpt, merkt hij niet dat hij me pijn doet.
Toen we aan de keukentafel zaten, wisten we geen van beiden iets uit te brengen, hij niet en ik niet. Buiten was het nog donker en we hadden rode gezichten van de kou. Wat me het kwaadst maakte, was dat Moma niet eens een briefje had achtergelaten. Als iemand ervandoor gaat, laat-ie altijd ergens een stuk papier achter met een reden, een kant-en-klaar zinnetje, verontschuldigingen... En als het dan geen briefje was, dan had ze toch in ieder geval een berichtje op mijn mobiel kunnen sturen. Maar niks berichtje: alleen van Vlad, die op school naast me zit en wilde weten waarom ik niet in de bus zat.
Angelica had zich opgemaakt en schoenen met hoge hakken aangedaan. Ik heb altijd gevonden dat mijn zus zich een beetje sletterig kleedt en dat Moma al het gelijk van de wereld had om haar uit te foeteren, maar het leek me niet het goede moment om dat te zeggen.
‘Kom op, Manuel, we gaan naar school,’ zei ze opeens.
‘Naar school? Maar de bus is allang weg!’
Het derde uur kwamen we de klas in.
Niet dat ik zo nodig braaf wilde zijn, maar thuis doet de verwarming het al ik-weet-niet-hoelang niet meer, en nadat ik een hele tijd buiten onder de pergola had doorgebracht, was ik zo verkleumd dat ik zonder iets te zeggen mijn spijkerbroek en sweatshirt aantrok. Geld hadden we niet, de schuurpapierfabriek had de deuren gesloten en het bedrijf waar Moma werkte betaalde geen loon meer uit. Al een jaar lang moesten we het zien te redden met een uitkering.
Ik weet niet waarom ik uiteindelijk deed wat Angelica wilde, mijn vader had me zonder problemen thuis laten blijven. Hij heeft de fut niet om iemand tegen te spreken, en dat had hij al helemaal niet op een dag als die. Maar van één ding kon ik tamelijk zeker zijn: ’s avonds zou-ie aangeschoten zijn.

Ik ging zonder sjaal naar buiten, dat zou Moma nooit hebben toegelaten: met één blik scant ze je beter dan een metaaldetector. Op een gegeven moment bleef Angelica stilstaan en gaf me een envelop.
‘Kom op, lees maar,’ zei ze voordat ik begreep wat er aan de hand was.

Kinderen, ik heb werk gevonden in Italië. Ik moet gaan, anders kunnen jullie niet studeren en soms zelfs niet eens fatsoenlijk eten. Terwijl ik juist wil dat jullie dezelfde kansen in het leven hebben als de anderen. Met je vader valt niet te praten, daarom ben ik op deze manier weggegaan. Ik weet het, het is niet echt netjes, maar als ik niet meteen had toegehapt, hadden ze iemand anders genomen. Ik hoop sowieso niet al te lang weg te blijven. Ik zal wat geld aan pappa sturen en ook wat aan nonna Rosa, en zij zullen jullie geven wat jullie nodig hebben. Jij, Manuel, doe je best op school en heb vertrouwen in me. En jij, Angelica, zorg voor je vader en voor je broer en krijg geen hekel aan me vanwege de opofferingen die ik van je zal vragen. Ik hou meer van jullie dan ik in woorden kan zeggen. Tot snel, Mamma

We liepen zwijgend verder en toen we uit elkaar gingen, gaf ik haar de envelop terug.

[…]

 

Copyright © 2021 Marco Balzano

Copyright Nederlandse vertaling © 2022 Edwin Krijgsman / bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum