Recensie: De gevangen schrijver vecht zich door zijn personages naar buiten

01 januari 2020 , door Froukje Santing
| | |

16 februari 2018 werd Ahmet Altan veroordeeld tot levenslang voor het aanmoedigen van de coupplegers van 2016 door het zenden van 'subliminale' berichten. Op 1 mei 2019 verschenen zijn gevangenisbrieven (Dünyayı bir daha göremeyeceğim) onder de titel Ik zal de wereld nooit meer zien, 4 november werd hij in cassatie veroordeeld tot 10 jaar en 6 maanden en vervolgens vervroegd vrijgelaten, 12 november werd zijn cassatie verworpen, en werd hij opnieuw opgepakt en vastgezet voor voortzetting levenslang. Ik zal de wereld nooit meer zien is een getuigenis – van de verbeeldende veerkracht van de schrijver. Zijn geest trekt zich niets aan van wat zijn lichaam doorstaat. Een bespreking door Froukje Santing.

Soms borrelt een boek al in je hoofd nog voordat je ook maar één zin hebt gelezen. De nieuwsgierigheid staat op scherp. Zo'n boek is het recent verschenen Ik zal de wereld nooit meer zien. Aantekeningen uit de gevangenis van de Turkse journalist en schrijver Ahmet Altan (1950). Hij werd gevangengezet op grond van een gefabriceerde aanklacht: het doorgeven van een subliminale boodschap tijdens een televisieprogramma. Een beschuldiging die gaandeweg het proces werd gewijzigd in deelname aan de mislukte coup in de zomer van 2016. In 2018 werd hij in hoger beroep veroordeeld tot onvoorwaardelijk levenslang met verzwaarde omstandigheden: 23 uur per dag zit hij in eenzame opsluiting en hij kan geen aanspraak maken op vervroegde vrijlating.

Hoe geeft een intellectueel als Altan vorm aan zo’n benauwende lotsverandering? Het woord 'intellectueel' doet in Nederland een tikkeltje archaïsch aan, maar de seculiere Turkse elite, waartoe Altan behoort, tooit zich er tot op de dag van vandaag nog vol overgave mee. Valt zijn boek binnen het genre gevangenisliteratuur dat uitstijgt boven de realiteit van de cel? Of zijn het memoires, taalschetsen van zijn dagelijkse bestaan achter de tralies? Welke keuze maakt hij? En in hoeverre is er sprake van introspectie in zijn werk?

Maarten Asscher, voormalig directeur van Athenaeum Boekhandel, vergelijkt in zijn promotieonderzoek Het uur der waarheid. Gevangenschap als literaire ervaring autobiografische getuigenissen met literaire verbeeldingen. Zijn conclusie komt kortweg op het volgende neer, en ik citeer Allard Schröder in NRC Handelsblad (27-11-2015): 'in autobiografische gevangenisliteratuur ontsnapt de lezer samen met de schrijver in gedachten, in herinneringen, in dromen en in toekomstverwachtingen uit de tijdelijke benauwenis van de eenzame opsluiting, in verbeeldingsliteratuur daarentegen sluit de in vrijheid schrijvende auteur de lezer op, door met literaire middelen de celdeur als het ware van buiten op slot te draaien. De verschrikkingen van de gevangenschap worden in de verbeelding "realistischer" uitgemeten dan in de herinneringen van "echte" gevangenen.'

Wat dit gevangenisboek naast de literaire verbeelding nog een extra lading geeft: Altan, misschien wel de grootste hedendaagse Turkse romanschrijver, is tegelijkertijd een gelauwerd en een verguisd man, zowel in oppositie- als in regeringskringen. Hij was jarenlang hoofdredacteur van het Turkse dagblad Taraf, dat werd gesloten omdat het gelinkt werd aan de Gülenbeweging – de islamitische groepering die verantwoordelijk wordt gehouden voor de mislukte staatsgreep in 2016 en sindsdien als een terreurorganisatie wordt aangemerkt. Altan kreeg het in de loop der jaren niet alleen herhaaldelijk aan de stok met felle criticasters van het bewind van de huidige president Recep Tayyip Erdoğan (zoals Ece Temelkuran) en zijn sinds 2002 regerende conservatief-nationalistische AK-partij, maar ook met de Gülenbeweging.

Een van zijn uitgesproken critici is onderzoeksjournalist Ahmet Şık (1970). Şık schreef al in een vroeg stadium over de Gülenbeweging, en hoe die met steun van de leidende AK-partij aan macht won. Altan brandde hem voor die analyse tot op de voorpagina van Taraf volledig af. In oppositiekringen wordt de journalist Altan dan ook gezien als een man die lange tijd veel te weinig oog had voor de bedenkelijke kanten van deze religieuze beweging, het bewind van Erdoğan jarenlang legitimeerde en het zo mede in het zadel hielp en hield.

Via het boek de gevangenis in, en uit

De hoogste tijd om aan Ik zal de wereld nooit meer zien te beginnen. Altan blijkt een intelligente en meeslepende verteller. Hij zuigt je hoofdstuk na hoofdstuk zijn wereld in. Hij beschrijft hoe hij, toen veiligheidsagenten in de vroege ochtend zijn huis doorzochten en hem oppakten, de koelbloedigheid evenaarde waarmee zijn vader, Çetin Altan, 45 jaar eerder, tijdens de militaire coup van 1971, werd weggevoerd. Hoe het aanvankelijk voelde alsof hij uit de wereld werd gewist. Het verlammende en desoriënterende effect van een gevangenis. Maar ook hoe hij, beroofd van zijn horloge, in de ziekenruimte waar hij aanvankelijk werd opgesloten – 'die leek op die krappe fotohokjes in winkelcentra waar mensen hun pasfoto laten maken' – weer greep kreeg op de tijd: door een klok van krantenpapier uit te vinden. 180 stappen op die krantenstukjes markeerden drie minuten.

Uit de hoofdstukken over zijn rechtsgang – evenals de andere hoofdstukken een samenstelling van aantekeningen die Altan aan zijn advocaat gaf – spreekt een grote mate van absurditeit. Die laat zich in één zin uit de mond van de rechter vangen: 'Had u zich maar beperkt tot het schrijven van romans en u verre gehouden van politiek.' Altan wist dat een eerlijk proces er niet in zat en dat zijn vonnis van tevoren vaststond. Zonder dat hij het expliciet benoemt, is het duidelijk dat hij, omdat hij met de Gülenbeweging wordt geassocieerd, zwaarder wordt gestraft dan menige andere journalist in een Turkse cel.

Naarmate het boek vordert, wordt steeds duidelijker dat Altan zijn eigen ontsnappingsroute is. Hij is schrijver en de verbeelding is zijn werktuig. Over die magische tegenstrijdigheid die schrijven in zich draagt, zegt Altan halverwege zijn relaas 'je kunt je erin verschuilen terwijl je jezelf met je woorden ontvouwt voor de wereld.’ En enkele alinea’s later valt in die context voor het eerst ook het woord wraak: ‘Ik moet toegeven dat wanneer je bent veroordeeld tot de vergetelheid op een plastic stoel in een cel waarvan de stalen deuren vergrendeld zijn, de wens om herinnerd te worden ook de al te menselijke behoefte aan wraak bedient.'

Ik zal de wereld nooit meer zien is geen activistische literatuur die een inkijk geeft in Erdoğans kerkers – waar momenteel tienduizenden critici van zijn bewind opgesloten zijn. Integendeel zelfs. Ook al weet de schrijver donders goed aan wie hij het te danken heeft dat de vrouw van wie hij houdt nooit meer zal kussen, zijn kinderen zal omhelzen, zijn vrienden ontmoeten, door de straten lopen, de zonsopkomst zien; Altan gunt de president geen plaats in zijn verbeelding. Wat hij schetst is niet de lichamelijke werkelijkheid, maar een ‘geest die zich niets aantrok van wat het lichaam allemaal meemaakte, die er de spot mee dreef, die boven alles wat hij meemaakte en nog ging meemaken stond, die geloofde onaantastbaar te zijn en het daardoor ook was’.

Het zijn stellige, ietwat pedante zinnen, zoals ook deze, de sleutel tot zijn boek: 'Je kunt onoverwinnelijk worden.' De zoektocht naar een alternatieve werkelijkheid biedt Altan de mogelijkheid uit te stijgen boven zijn eigen tragedie. Hij reflecteert niet op de rol die de journalist Altan de afgelopen decennia heeft gespeeld, maar gaat in gesprek met de schrijver, en komt tot de slotsom dat hij zich alleen tegen zijn lot teweer kan stellen door te schrijven. 'Ik zal schrijven om te kunnen leven, om vol te kunnen houden, om te vechten, om mezelf te kunnen mogen en om me mijn zwakheden te kunnen vergeven.' Zo ontsnapt hij aan de tijd die achter de tralies verstrijkt.

Bij Altan staat alles in dienst van de literatuur. Het is in zijn ogen het lot van de schrijver. En hij weet dat het verlangen om toch vooral zo gezien en herinnerd te worden niet ieders goedkeuring kan wegdragen. 'Dat het wordt beschouwd als een egoïstisch en arrogant streven, het wekt irritatie op. Het wordt gezien als de claim van een sterveling op een goddelijk recht.' Hij geeft het volmondig toe. Maar ook: 'Is ons leven niet altijd een zaak van vergoddelijking en tegelijkertijd een dieper zakken in menselijke banaliteit?' Altan is niet enkel meer schrijver, concludeert hij terecht. In de cel valt hij samen met zijn personage, een een unieke, belezen, dwingende en soms iets te wijdlopige schrijver. Feitelijk is dat het lot waartoe het bewind van Erdoğan hem heeft veroordeeld.

Froukje Santing (1956) verbleef zeventien jaar in Turkije, als correspondent voor onder meer NRC Handelsblad en het Radio 1 Journaal. Ze studeerde Wereldreligies in Leiden en vervolgens Islam in de Moderne Wereld aan de UvA (cum laude). Na haar terugkeer schreef ze Dwars op de tijdgeest: hoe ik Nederland aantrof toen ik terugkwam (De Geus 2012). Santing is tevens mede-auteur van het in 2017 verschenen pamflet Vechtscheiding. Hoe Erdoğan de Turkse gemeenschap splijt (De Geus). Ze publiceert regelmatig in onder meer De Groene Amsterdammer en NRC Handelsblad.

pro-mbooks1 : athenaeum