Leesfragment: Nicolien Mizee’s Vogelboek

24 november 2021 , door Nicolien Mizee
| | |

26 november verschijnt Nicolien Mizee’s Vogelboek. Kom woensdag 13 april naar Athenaeum Haarlem voor haar signeersessie en lees bij ons de inleiding.

Nicolien Mizee is een fervent vogelaar. Al jaren houdt ze in kleine opschrijfboekjes bij welke vogels ze heeft gezien. Van de torenvalk tot het puttertje, van hordes roze grutto’s tot de een blauwborst die echt blijkt te bestaan: Mizee tekent ze na en beschrijft haar observaties. Zo is er een vogel met een kuif als een punker, een vogel die ongelukkig is in de liefde en eentje die tot de Heilige Orde der Holenbroeders behoort. In de loop van de boekjes ontwikkelt Mizee zich van amateur tot kenner.

Nicolien Mizee’s Vogelboek is een onweerstaanbare mix van illustraties en teksten. Onmisbaar voor iedereen die vogels door de kijker van een van de eigenzinnigste Nederlandse schrijvers wil zien.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit De kennismaking. Faxen aan Ger 1, De porseleinkast. Faxen aan Ger 2, Allesverpletterende. Faxen aan Ger 3, Hoog en laag springen. Faxen aan Ger 4 Moord op de moestuin en De grote wil en andere schrijflesverhalen. Daarnaast besprak Fleur Speet Moord op de moestuin voor ons.

 

Inleiding

In het jaar 2005 gaf ik een cursus Verhalen Schrijven aan de Volksuniversiteit in Haarlem. Een van mijn leerlingen was een knappe man die zoveel wist over natuur, geschiedenis en literatuur dat ik me wat geïmponeerd voelde. Een van zijn verhalen ging over een man die wilde zwanen gaat kijken in de Amsterdamse Waterleidingduinen.
Na de laatste les kreeg ik een mail van Rob, de geleerde man. ‘Die wilde zwanen bestaan echt. Wil je er een keer samen met mij naar toe?’
Dat wilde ik wel. We zagen de wilde zwanen. Een week later gingen we krooneenden kijken. En zo ging dat door, tot op de dag van vandaag.
Voor ik Rob kende, wist ik niets van vogels. Ik dacht dat vogelaars urenlang in de modder en de doorns lagen om grote, kleurige vogels te spotten. Toen Rob het over een ‘groenpootruiter’ had, verwachtte ik een vogel die zo groot was als een ooievaar, met grasgroene poten. Het bleek een onooglijk dier, dat mij nooit zou zijn opgevallen.
Rob stond stil voor elk vogeltje, ook voor vogels die we al honderd keer gezien hadden. Onze wandelingen duurden eindeloos en veel kilometers maakten we niet. Vaak stond hij stil om me een tak aan te wijzen waarop hij ooit een groene specht, een barmsijsje of een tapuit gezien had. ‘Vogelen’ betekende dus ook: praten over vogels die er niet zijn.
Eenmaal haalde hij me op omdat hij twee dagen eerder een melding had gekregen van een iberische tjiftjaf. In de regen liepen we over het Houtmanpad in Overveen.
‘Hier, bij de derde berk van links moet hij zitten,’ zei Rob.
Ik zweeg beleefd, al geloofde ik geen seconde dat we die iberische tjiftjaf te zien zouden krijgen. Dat beest kon toch vliegen? Een tijdje stonden we in de stromende regen onder een boom. Zonder die tjiftjaf, of we hem nu wel of niet zagen, zou ik hier nooit zo lekker met Rob in de regen hebben gestaan.
‘Laten we maar naar huis gaan,’ zei Rob. ‘Dit is een bespottelijk uitje.’
Ik greep zijn pols. Daar zat, in de derde berk van links, een klein, verregend bruin vogeltje op een tak. Omdat hij zijn snavel hield, wisten we niet of het de iberische tjiftjaf was of de gewone, want ze zien er precies hetzelfde uit.
‘Ik wil ook vogelaar worden,’ zei ik.
De volgende dag kocht ik een notitieboekje en een doos kleurpotloden. Als ik een bijzondere vogel gezien had, zocht ik hem op in een vogelgids en tekende ik hem na. Vervolgens kleurde ik hem in.

Na drie jaar vogels kijken en tekenen, kon ik in het veld nog geen tien vogels op naam brengen. Ja, de merel en het roodborstje, maar dat telde niet. Ik was blijkbaar te dom of te oud om te leren. Tekenen kon ik ook niet. Die vogels van mij leken nergens op. Ik kon er maar beter mee ophouden.
Korte tijd later liep ik met mijn vriend Ger door het Sarphatipark. ‘Kijk, een boomklever,’ zei ik.
‘Wat? Waar?’
‘Daar! Bij die gevorkte tak. Bruin en blauw... nu is hij aan de andere kant van de stam, maar hij komt zo weer tevoorschijn.’
Ger was diep onder de indruk. ‘Dat jij zoveel van vogels weet!’
‘O, maar ik weet er eigenlijk niks van,’ zei ik.
Dat zinnetje kwam me bekend voor. Rob zei het ook altijd. Kees eveneens. Alle mensen die ik bewonder om hun kennis, haasten zich te zeggen dat ze eigenlijk niks weten.
Ger had gelijk. Een paar jaar eerder had ik die boomklever niet eens gezien.
Getroost nam ik mijn kleurpotloden weer op. Goed, ik kon dan maar zelden vogels op naam brengen en ik kon ze evenmin goed natekenen, maar de ogen waren mij geopend.

zoals ik hem zag Zeekoet. Uit Nicolien Mizee's Vogelboek. in het boekje

 

Zeekoet

De eerste zeekoet lag dood op het strand. We konden hem omrollen en goed bekijken. Zijn pootjes waren heel opvallend, die staken recht naar achteren, als het roer van een schip.
De tweede zeekoet was levend en zwom bij de pier. Hij zag er fantastisch uit en had een heel opvallende snavel. Die snavel wees als een soort wipneus naar boven, maar op de plaatjes vind ik dat niet terug. Zijn pootjes zie je achter hem.

 

© Copyright 2021 Nicolien Mizee, Haarlem

pro-mbooks1 : athenaeum