Recensie: Ik wist wie ik was: waarom Lana Bastašić de Europese Literatuurprijs had verdiend

04 november 2022 , door Miriam Piters
| |

Sinds een jaar of vijf lees ik de shortlist van de Europese Literatuurprijs mee. De vijf boeken bieden steeds een bontgekleurde waaier van de literaire kwaliteit in Europa en als lezer ben je verzekerd van een goede vertaling (de prijs bekroont schrijver én vertaler). Ook deze editie benijdde ik de jury niet: het tegen elkaar afzetten van kunstwerken blijft een delicaat proces. Mijn stem zou naar Doireann Ní Ghríofa of Lana Bastašic zijn gegaan. Beide romans getuigen van een fenomenale, intellectuele inhoud en een zorgvuldige compositie. Maar ook vanwege hun gender en het baanbrekende in hun werk zou mijn keus op hen vallen. Zou me het mes op de keel gezet worden dan koos ik vanuit literair-maatschappelijk oogpunt voor de debuutroman van Lana Bastašic, in de vertaling van Pavle Trkulja.

N.B. Lees ook een fragment uit Vang de haas op onze site.

Alice in Bosnië

Vang de haas is het eerste literaire werk in voormalig Joegoslavië dat vrouwelijke vriendschap als thema heeft, vanuit een feminien perspectief. In een interview verklaarde Bastašic dat haar roman daarom zelfs minachtend weggezet wordt als chicklit. Haar roman brengt veel teweeg in haar geboorteland en plaveit de weg voor jonge schrijfsters. Bijzonder is dat Vang de haas eerst in het Engels verscheen, voordat het in het originele Servo-Kroatisch gepubliceerd werd. Die vertaling vervaardigde Bastašic zelf. Dat overzetten zorgde voor een ontwikkeling van het verhaal die ze naar eigen zeggen nooit had doorgemaakt als ze niet in twee talen had gewerkt aan dit boek.

Welbewust opent Vang de haas met een motto uit Alice in Wonderland:

‘“Ik zou jullie kunnen vertellen wat voor avonturen mij sinds vanmorgen zijn overkomen,” zei Alice een beetje verlegen. “Het heeft geen zin tot gisteren terug te gaan, omdat ik toen een heel ander iemand was.”
“Leg dat eens uit,” zei de soepschildpad.
“Nee, nee! Eerst de avonturen,” zei de griffioen ongeduldig. “Uitleggen duurt altijd zo lang.”’

Dit fragment stipt twee cruciale aspecten van de roman aan: de vloeibaarheid van iemands identiteit en het verkiezen van vertellen boven uitleggen. Subtiel verweeft Bastašic het beroemde boek van Lewis Carroll in haar roman: zo zijn er twaalf hoofdstukken en draait het ook in Vang de haas om een queeste. Sara blikt in haar verhaal terug op een onverwachte reis die ze met haar jeugdvriendin Lejla heeft gemaakt, twaalf jaar nadat ze voor het laatst contact hadden. Sara woont in Dublin als ze uit het niets een telefoontje van Lejla uit Bosnië krijgt. Lejla die al tien jaar niet reageert op e-mails, die Sara doodzwijgt. Lejla ratelt, alsof ze elkaar gisteren voor het laatst zagen, ‘zonder de behoefte om de gaten in onze kennis, vriendschap en chronologie op te vullen’. Ze heeft het over Wenen en over Armin, Lejla’s broer die tijdens de oorlog spoorloos verdween. Sara moet naar Mostar komen om samen met Lejla naar Wenen te rijden. En ondanks tegenstribbelen en gevoelens van irritatie gaat Sara toch. Wat volgt is een ingenieus verslag van een reis door ruimte en tijd.

De intimiteit van de vriendschap

Vooral Bastašic’ doordachte opbouw overtuigt. Ieder hoofdstuk bestaat uit twee parten. In het eerste deel van ieder hoofdstuk volgen we Sara van binnenuit. Het ik-perspectief bespoedigt onze identificatie met iemand die al autoreizend over haar adolescentie tijdens een oorlog mijmert. We springen geruisloos heen en weer in de tijd, van de ene belevenis met de ongeremde Lejla in het gedeelde verleden naar de andere. Terwijl we de weg naar Wenen afleggen, ontdekken we waarom Sara door haar emigratie uit haar geboorteland meer is verloren dan alleen het contact met Lejla.

In het tweede deel van ieder hoofdstuk spreekt Sara Lejla aan, in de jij-vorm. Die passages trekken je als lezer de intimiteit van de vriendschap in. Je staat door dit perspectief in de schoenen van Lejla en ervaart het trauma dat opgroeien tijdens een oorlog doet met het vormen van je identiteit, zeker als je tot een gehate bevolkingsgroep behoorde. Die twee onderscheiden delen gaan een dialoog met elkaar aan en samen bezorgen ze je een gespleten gevoel. Exact de gemoedstoestand van iemand die verzeild raakt tussen culturen (Sara) en van iemand die rusteloos in wisselende politieke omstandigheden meebeweegt (Lejla).

Goede verhalen

Al schrijvend laat Bastašic Sara peinzen over de vraag wat een verhaal een overtuigend verhaal maakt: ‘Goede verhalen gaan sowieso nooit over wat er gaande is. Slechts beelden resteren, net als tekeningen op het trottoir, en jaren die als regen op ze neerdalen.’ Dit soort metafictionele fragmenten in beklijvende beeldspraak (Bastašic’ handelsmerk) zetten aan tot beschouwing over de portee van literatuur. Sara is steeds naarstig op zoek naar een thema, terwijl Lejla van nature een verhaal met zich meedraagt. En in deze roman schraagt ze als woelende kracht ook het verhaal. Ze weet van geen ophouden, ook niet terwijl Sara haar tekst schrijft: ‘Als ze de kans kreeg zou ze tussen twee van mijn regels in kruipen, als een mot tussen de blinderingen, en mijn verhaal van binnenuit te grazen nemen.’

Fabelachtig is de manier waarop Bastašic je met haar eerste zin: ‘dat we bij het begin zouden beginnen.’ en de laatste zin: ‘Ze zeiden tegen me: ik wilde alleen maar’ laat ondergaan dat een verhaal geen begin en geen einde kent. Tezamen vormen de halve zinnen een loop: ben je bij het eind dan kun je weer van voren af aan beginnen. In het geval van deze roman kan dat geen kwaad, want dit is een rijk literair werk dat bij herlezing steeds weer andere associaties oproept. Net als Carrolls wereldberoemde boek zit Vang de haas zo boordevol originele gedachten en trefzekere taal dat het je moeite kost om de reis die je samen met Sara en Lejla begonnen bent af te sluiten. Laat ik daarom maar met een citaat uit Alice in Wonderland eindigen. Het geeft het thema van deze wervelende debuutroman in een notendop weer en sluit naadloos aan bij het motto dat Bastašic haar roman meegaf:

‘“Wie ben jij?” vroeg de rups.
Dat was geen bemoedigend begin voor een eerste gesprek. Alice antwoordde, nogal verlegen: “Ik… Ik heb geen idee, meneer, wie ik nu ben. Ik wist wie ik was toen ik vanochtend wakker werd, maar ik moet tenminste al wel zes keer veranderd zijn sindsdien.” “Wat bedoel je daarmee?” vroeg de rups streng. “Leg eens uit!”
“Ik ben bang dat ik het niet zo goed uit kan leggen, meneer…” stamelde Alice. “Omdat ik niet mezelf ben, ziet u.”’

Miriam Piters is conrector en docent Nederlands aan het Montessori Lyceum Rotterdam en recensent.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum