Leesfragment: De man in de rode mantel

07 november 2019 , door Julian Barnes
|

Op 13 november verschijnt de nieuwe Julian Barnes, De man in de rode mantel in de vertaling van Ronald Vlek. Zondag 17 november is hij te gast in de Aula van de Universiteit van Amsterdam (organisatie: SPUI25) om te praten over zijn oeuvre en schrijverschap. Vandaag publiceren we voor!

Julian Barnes raakte gefascineerd door John Singer Sargents schilderij Dr. Pozzi Thuis. Wie was deze statige man in de scharlakenrode kamerjas, en hoe kwam het dat hij zich thuis kon laten vereeuwigen door de meest gevraagde portrettist van zijn tijd? Samuel Jean Pozzi was een gerenommeerde gynaecoloog en dokter van de beau monde in Parijs tijdens de Belle Époque, een periode waarin de kunsten hoogtij vierden, en waarin prominente societyfiguren om de minste belediging duelleerden tot er één gewond raakte. Pozzi kon ze als geen ander weer dichtnaaien.
Hij schreef ook een standaardwerk over zijn vak. Maar hij was tegelijk kunstliefhebber, verdediger van Dreyfus, fervent reiziger, Anglofiel, vriend van Marcel Proust, dandy, en shopaholic avant la lettre. Een buitengewoon veelzijdige man, en een echte Europeaan. En toch is Pozzi een voetnoot in de geschiedenis gebleven.

Barnes dompelt ons onder in de glorieuze Belle Époque en laat ons kennis maken met Dr. Pozzi, zijn gezin, zijn minnaressen; met zijn deels beroemde, vaak excentrieke vriendenkring; met collega’s en patiënten; met de stad Parijs. Voor heel even tilt Barnes Pozzi uit de vergetelheid in deze wervelende on­biografie van een man en zijn tijd.

N.B. We schreven eerder recensies over Barnes' boeken In ogenschouwPolsslag en Het tumult van de tijd en Het enige verhaal. Ook publiceerden we voor uit Alsof het voorbij is

 

In juni 1885 arriveerden er drie Fransen in Londen. De ene was een prins, de andere een graaf en de derde een gewone burger met een Italiaanse achternaam. De graaf omschreef het doel van hun bezoek later als ‘intellectueel en decoratief winkelen’.

Of we zouden de zomer ervoor in Parijs kunnen beginnen, als Oscar en Constance Wilde daar op huwelijksreis zijn. Oscar leest een pas verschenen Franse roman en laat zich, ondanks de heuglijke gebeurtenis, gewillig door de pers interviewen.

Of we zouden met een kogel kunnen beginnen, en het wapen waarmee hij werd afgevuurd. Dat werkt meestal wel: het is een ijzeren theaterwet dat als je in het eerste bedrijf een wapen laat zien, er in het laatste bedrijf ook zeker mee geschoten wordt. Maar welk wapen, en welke kogel? Het waren er nogal wat in die tijd.

We zouden zelfs aan de andere kant van de Atlantische Oceaan kunnen beginnen, in 1809 in Kentucky, waar Ephraim McDowell, de zoon van Schots-Ierse immigranten, Jane Crawford opereerde om een cyste uit de eierstok te verwijderen die vijftien liter vloeistof bevatte. Dat element van het verhaal kent in elk geval een gelukkige afloop.

Dan is er nog de man die in Boulogne-sur-Mer op bed ligt – misschien met zijn vrouw naast zich, misschien alleen – en zich afvraagt wat hij moet doen. Nee, dat klopt niet helemaal: hij wist wat hij moest doen, hij wist alleen niet wanneer en of hij eraan toe zou komen.

Of we zouden, heel prozaïsch, kunnen beginnen met de mantel. Tenzij die beter kan worden omschreven als een ochtendjas. Hij is rood – of, preciezer gezegd, scharlakenrood – en reikt van de hals tot op de voeten, we zien alleen wat witte ruches rond de polsen en de hals. Onderaan biedt een pantoffel van goudbrokaat de mogelijkheid ook wat gele en blauwe accenten in de compositie aan te brengen.

Is het ongepast om eerder met de mantel te beginnen dan met de man die hem aanheeft? Maar het is die mantel, of liever de af beelding ervan, die maakt hoe we hem ons herinneren, als we hem ons al herinneren. Hoe zou hij zich daarbij gevoeld hebben? Opgelucht, geamuseerd, een tikkeltje gekwetst? Dat hangt ervan af hoe we, van deze afstand, zijn karakter duiden.

Maar zijn mantel doet ons aan weer een andere mantel denken, door dezelfde kunstenaar geschilderd. Hij hangt om de schouders van een knappe jongeman van goede – of in elk geval vooraanstaande – familie. Toch is de jongeman, hoewel hij voor de beroemdste portretschilder van die tijd poseert, niet blij. Het weer is zacht, maar de mantel die de jongen op verzoek heeft aangetrokken is van zware tweed, bedoeld voor een heel ander jaargetijde. Hij beklaagt zich bij de schilder over diens keuze. De schilder antwoordt – en we hebben alleen zijn woorden, dus we kunnen niets zeggen over de toon waarop ze zijn uitgesproken, een beetje plagerig, professioneel dwingend, of geringschattend autoritair – de schilder antwoordt: ‘Het gaat niet om jóú, het gaat om de mantel.’ En het is inderdaad zo dat die mantel, net als de rode ochtendjas, ons beter is bijgebleven dan zijn jeugdige drager. Kunst is minder vergankelijk dan individuele grillen, familietrots, maatschappelijke conventie; kunst heeft de tijd altijd mee.

Laten we dus maar verdergaan met het tastbare, het specifieke, het alledaagse: met de rode mantel. Want zo kwamen het schilderij en de man voor het eerst op mijn pad: in 2015, aan een wand van de National Portrait Gallery in Londen, vanuit Amerika in bruikleen gegeven. Ik heb het zo-even een ochtendjas genoemd; maar ook dat klopt niet helemaal. Hij heeft er niet echt een pyjama onder aan – of die kanten kraag en manchetten moeten van een nachthemd zijn, wat niet heel waarschijnlijk lijkt. Moeten we het dan maar een kamerjas noemen? De eigenaar is immers bepaald niet net zijn bed uit gerold. We weten dat het schilderij aan het eind van de ochtend is gemaakt, omdat kunstenaar en model daarna samen de lunch hebben gebruikt; we weten ook dat de vrouw van het model zich heeft verbaasd over de grote eetlust van de schilder. We weten dat het model thuis was, want dat blijkt uit de titel van het werk. Dat ‘thuis’ wordt in een wat dieper rood weergegeven: een bordeauxrode achtergrond die de centrale figuur in het scharlakenrood naar voren laat komen. We zien zware, door een embrasse bijeengehouden gordijnen en verder iets van een ander soort stof, alles vloeit zonder duidelijke scheidslijn over in een vloer van dezelfde bordeauxrode kleur. Het is allemaal heel theatraal: niet alleen de pose is zwierig, ook de schilderstijl.
Het is vier jaar voor dat uitstapje naar Londen geschilderd. Het onderwerp – de gewone burger met de Italiaanse achternaam – is vijfendertig en knap, hij draagt een baard en blikt zelf bewust over zijn linkerschouder. Hij is viriel, maar slank, en na de eerste indruk die het schilderij maakt, die ons misschien doet denken ‘dat het om die mantel gaat’, dringt geleidelijk het besef door dat het anders ligt. Het gaat meer om de handen. De linker rust op de heup, de rechter op de borst. De vingers vormen het meest expressieve onderdeel van het portret. Ze zijn allemaal anders weergegeven: volledig gestrekt, half gebogen, volledig gebogen. Als iemand ons blind naar het beroep van de man zou vragen, dan zouden we misschien een virtuoze pianist in hem zien.
Rechterhand op de borst, linker op de heup. Of misschien nog iets suggestiever: rechterhand op het hart, linker op de lendenen. Was dat onderdeel van wat de kunstenaar beoogde? Drie jaar later schilderde hij het portret van een vrouw uit de hoogste kringen dat een schandaal verwekte in de Salon. (Viel het Parijs van de Belle Époque nog te choqueren? Zeker, en het kon al net zo hypocriet zijn als Londen.) De rechterhand speelt met wat een houtje-touwtjesluiting lijkt. De linker is in een van de beide lendenkoorden van de mantel gehaakt, die een afspiegeling zijn van de embrasse op de achtergrond. De blik glijdt verder naar een ingewikkelde knoop, waaraan twee pluimige, pluizige kwastjes bungelen, het ene boven op het andere. Ze hangen vlak onder het kruis, als een scharlakenrode pezerik. Heeft de schilder dat zo bedoeld? Wie zal het zeggen? Hij heeft zich nooit over de totstandkoming van het schilderij uitgelaten. Maar hij was niet alleen een listig, maar ook een groot schilder. Een schilder van grootsheid ook, niet bang voor een schandaal, hij werd er mogelijk zelfs door aangetrokken.
De pose is nobel, heroïsch, maar de handen maken haar subtieler en gecompliceerder. Niet de handen van een concertpianist, naar blijkt, maar die van een arts, een chirurg, een gynaecoloog.
En die scharlakenrode pezerik dan? Alles op zijn tijd.

 

© 2019 Julian Barnes
© 2019 Nederlandse vertaling Ronald Vlek

pro-mbooks1 : athenaeum