Leesfragment: De vluchteling, de grenswacht en de rijke Jood

02 juli 2023 , door Arnon Grunberg
|

Nu in onze boekhandels: Arnon Grunbergs essay De vluchteling, de grenswacht en de rijke Jood. Lees bij ons een fragment!

De bewaakte grensovergang is waar de staat iedereen als verdachte beschouwt. Daar moet men zijn onschuld bewijzen. Daar wordt verschil gemaakt tussen ingezetenen en niet-ingezetenen. Want hoezeer sommige grenzen ook onzichtbaar zijn geworden, zij markeren nog altijd het punt waar de ene wet ophoudt en de andere begint. Al decennia wordt er gedebatteerd over de vluchteling, die ook gelukszoeker, illegaal of crimineel wordt genoemd. Intussen produceren nieuwe oorlogen nieuwe landverhuizers. Wat voor de een maatschappelijk debat is, is voor de ander noodlot.

Arnon Grunberg reisde af naar Georgië, waar hij met gevluchte Russen sprak. Naar Oekraïne, om vluchtelingen te ontmoeten die in eigen land blijven. En naar Polen, waar hij een gesloten detentiecentrum bezocht. In Nederland liep hij mee met de ind en de vreemdelingenpolitie, om de werking van de grens als zeef van dichtbij te bestuderen.

Grunberg onderzoekt hoe onze grenzen altijd weer verdronkenen en geredden produceren. Hij vergeet daarbij de geschiedenis van de Europese grenzen en vluchtelingen niet. Zonder geschiedenis immers geen heden.

N.B. Lees op onze site een fragment uit Waarheidsliefde en biefstuk. Essays over lezen en schrijven, en toelichtingen van Sam Garrett op zijn vertalingen van Grunbergs Goede mannen en Tirza . Lees ook fragmenten uit Goede mannen, De dood in Taormina, Bezette gebieden, De joodse messias, MoedervlekkenHet bestand, Apocalyps en Huid en haar, en onze besprekingen van Aan nederlagen geen gebrekDe man zonder ziekte en Brieven aan Esther

 

Onze loopgraven
Proloog

Op 14 september 2020 vroeg Mizzi van der Pluijm me of ik wilde meewerken aan een serie boeken over ‘wat er beter kan in de wereld’. Het moesten boeken worden die zich voor de verandering eens niet richten op wat er allemaal fout gaat, maar zich buigen over de vraag ‘hoe we het wel gaan doen’. Specifiek was het verzoek mijn licht te laten schijnen over ‘ons vluchtelingenbeleid en de omgang met grenzen’. Het mocht fictie of non-fictie zijn. Ik koos meteen voor non-fictie, ik had immers De asielzoeker (2003) al geschreven. Dit is het resultaat.
Of dit boek aantoont hoe we het wel moeten doen is een oordeel dat de lezer uiteraard zelf mag vellen. Dit is geen pamflet, al was het maar omdat het pamflettisme mij niet interesseert. Prediken tot hen die al bekeerd zijn krijgt al snel iets ritualistisch, en opzichtig stelling nemen in de loopgravenoorlog die om ‘ons vluchtelingenbeleid en de omgang met grenzen’ wordt gevoerd leek me evenmin zinvol. Die loopgravenoorlog heeft namelijk weinig bekeerlingen opgeleverd. En zoals iedere antisemiet altijd wel één goede Jood kent – zelfs Hitler kende die: Otto Weininger (1880-1903) – zo denk ik dat iedere verachter van asielzoekers altijd wel één of twee ‘goede’ asielzoekers zal kennen. Of het makkelijker is een Feyenoordsupporter te bekeren tot liefde voor Ajax dan een tegenstander van de zogenaamde vreemdeling de humanistische idealen dankbaar te laten omarmen, daarover lopen de meningen in mijn omgeving uiteen.
De missionaris, naast de verkoper, de oplichter, de goeroe en de voetbaltrainer, interesseert mij als romanschrijver zeer, maar om mij te mengen onder de talloze missionarissen die de wereld rijk is – kijk op Twitter, lees de krant – nou, nee.
Natuurlijk heeft Van der Pluijm gelijk, opsommingen over wat er allemaal fout gaat, in de veronderstelling dat zo de beoogde verandering tot stand komt, dat is een naïeve bezigheid of agitprop of allebei tegelijk. Soms zelfs pure kwaadaardigheid. Wat niet wegneemt dat de opsommingen zich telkens weer aan ons opdringen, maar het is zaak de verleiding te weerstaan en in deze opsommingen juist niet de merktekenen van een verloren of al te nabijgelegen paradijs te zien.
Anders dan het christendom, dat zijn voltooiing in een toekomstige wereld heeft gesitueerd, wenst het humanisme de ideale toestand zonder al te lang afwachten te bewerkstelligen. Wat we zien is dat men tijdens de verbouwing van de wereld tot een idealere wereld op een aantal verborgen gebreken is gestuit.
Allicht is het beter om in een verrot huis te wonen dan tussen het puin. Dat laatste zou het wezen moeten zijn van realpolitik, ook wel genaamd: realisme, of zelfs conservatisme. Maar aangezien achter die begrippen zoveel ellende schuilgaat wil ik mij er niet mee tooien. De vraag blijft, moet je dat wat bezig is te verrotten een duwtje geven zodat het sneller de afgrond in tuimelt, of moet je de rotting tegenhouden zoals je lawines tegenhoudt?
De beroemde elfde Feuerbachstelling van Karl Marx (1818-1883) luidt: ‘De filosofen hebben de wereld slechts verschillend geïnterpreteerd; het komt erop aan haar te veranderen.’
Welke verandering men ook beoogt – ik wil niet veinzen dat er consensus bestaat over de vraag: in welke wereld willen wij leven? – het mag duidelijk zijn dat men de wereld die men wenst te veranderen eerst moet waarnemen, ja ik zou zeggen bestuderen, voor men het gereedschap oppakt en aan de verbouwing gaat beginnen. Aan dat waarnemen en bestuderen ontbreekt het nog weleens.

Zolang er mensen waren, was er migratie, en waar de migratie ophoudt en de vlucht begint is een grijze zone. De mens is net als het paard een vluchtdier, ik heb het eerder gezegd, al meent hij in de spiegel dikwijls een held te zien. Daarmee is niet gesteld dat we allemaal vluchtelingen zijn, hooguit dat we het kunnen worden, misschien makkelijker dan menigeen denkt.
Bekijken en bestuderen betekent wat mij betreft inzoomen. De vluchteling bestaat net zomin als de Jood, de moslim, de atheïst en de terrorist. Onze wereld is gebouwd op de gedachte dat het individu uniek is en alleen al vanwege die uniciteit, en de mogelijkheden die daaruit voortvloeien, rechten heeft; een van die rechten is bescherming waar de mens zichzelf niet meer kan beschermen. De redelijkheid hiervan – welke vragen men ook kan stellen over de uniciteit – lijkt me evident. In de praktijk blijkt dit humanisme te schuren, het feit dat men spreekt over ‘de asielcrisis’ is slechts een van de bewijzen voor dit schuren.
Achter het schuren gaan fundamentele tegenstellingen schuil over hoe wij de maatschappij willen inrichten. Hoe homogeen moet het volk zijn? Willen wij onder elkaar zijn? Komt de democratie in gevaar als de homogeniteit niet meer bestaat, voor zover die ooit bestaan heeft?
In het verlengde daarvan: wat is gastvrijheid en wat is het volk? Wat zijn grenzen en waar liggen die? Met wie ben je solidair en wat mag die solidariteit kosten? Wie mag erbij horen en wie niet? Het vreemdelingendebat vat alle maatschappelijke discussies en tegenstellingen keurig samen, inclusief die tussen het platteland en de stad. Al lijkt me die laatste tegenstelling in een land als Nederland, feitelijk één grote metropool met wat achtertuinen, overtrokken. Nou ja, ik ben bereid de provincie Drenthe, alleen al vanwege de leegte van die regio, ‘de provincie’ te noemen.

Daar waar idealen gebureaucratiseerd worden komen onvermijdelijk interne tegenstellingen boven water. Ik zou niet van ‘fouten’ willen spreken. De verzorgingsstaat ís de bureaucratisering van niet heel erg omstreden idealen; dat die bureaucratisering, het ideaal in de praktijk, niet vlekkeloos zal verlopen zou niemand mogen verbazen. Ik heb het eerder gezegd met andere woorden, maar de soms geveinsde en dan weer oprechte verontwaardiging en woede dat we niet in een vlekkeloze wereld leven getuigt bij uitstek van privileges, en ik moet zeggen dat ik een hekel heb aan dat woord dat te pas en te onpas wordt gebruikt en te vaak wordt ingezet om de ander zonder redelijke argumenten de mond te snoeren.
Maar het recht om in een perfecte wereld te leven bestaat niet, en nog dubieuzer is vermoedelijk de gedachte dat men zelf dat recht heeft maar anderen niet.
De bureaucratisering van idealisme zal altijd ook ten dele tragisch zijn, omdat die verzorgingsstaat gemaakt is op een schaal die voor het individu niet meer te overzien is. Zonder massa geen verzorgingsstaat, zonder massa geen internationale verdragen waaruit het asielrecht is voortgekomen.
De burgemeester van een dorp die de minister verwijt dat hij de burger uit het oog is verloren heeft makkelijk spreken. Hoe kleiner de bestuurseenheid hoe minder bureaucratie, hoe persoonlijker het contact tussen burger en ambtenaar, burger en politicus kan zijn. Dat dit eveneens allerlei corruptie en andere onwenselijkheden met zich mee kan brengen is een geheel andere zaak.
Dat bureaucratisering altijd ten dele ook tragisch is beschouw ik als een gegeven. In hoeverre we ons bij dat tragische moeten neerleggen is een open vraag, dat zal van geval tot geval verschillen. Maar de cultuur van de foutloosheid, de cultuur waarin elk risico wordt gemeden en waarin het bestaansrecht van de staat lijkt te bestaan in het ogenschijnlijk zo veel mogelijk verkleinen van risico’s voor de burger én voor de politici c.q. politieke partijen, is een zeer fragiele cultuur, die vernieuwing – vernieuwing is per definitie een risico, en nee, niet elke vernieuwing is wenselijk of goed te noemen – van binnenuit tegenwerkt.
Alleen zij die menen dat mensen gemaakt zijn om voor goden te spelen kunnen denken dat het tragische een fout is. Ik denk dat niet. Het tragische bestaat, dat er mensen zijn die moeten vluchten zou al tragisch kunnen worden genoemd, dat het ideaal van de gastvrijheid zich moeilijk laat verenigen met dat van homogeniteit is eveneens tragisch. Of beide idealen mij evenveel waard zijn doet er voor deze constatering weinig toe. ‘De menselijke maat’ bevindt zich per definitie op gespannen voet met de bureaucratie.

In de winter van 2014 reisde ik met een voormalige Afghaanse asielzoeker, Qader Shafiq, tegenwoordig Nederlander, terug naar Afghanistan om daar onder anderen zijn moeder en andere familieleden te ontmoeten. Toen ik hem voor de eerste keer ontmoette, ergens in 2013, dacht ik dat hij een Nederlander was die zich inzette voor Afghanen, wat veel zegt over zijn taalbeheersing en zijn ‘ingeburgerd’ zijn, wat we ons daarbij ook moeten voorstellen. Het idee dat de overheid inburgeren moet faciliteren blijft merkwaardig in een open en liberale samenleving waarin het zou moeten volstaan dat je je min of meer aan de wetten houdt – min of meer, op veel plaatsen getuigt het van ingeburgerd zijn als je door het rode licht loopt – om ingeburgerd te zijn. Het recht om niet in te burgeren, dat wil zeggen om je niet aan te passen, lijkt me een basisrecht. In de Amerikaanse grondwet is dat recht aardig verwoord met de woorden pursuit of happiness; hoe de burgers en ingezetenen dat geluk najagen zouden zij zo veel mogelijk, binnen de grenzen van de wet, zelf moeten bepalen.
Hoe dan ook, Qader werd in 2020 Nijmegenaar van het jaar, wat mag aangeven dat het inburgeren hem bijzonder goed was afgegaan. In 2015 reisden we opnieuw naar Afghanistan, dit keer per auto, dwars door Europa en de voormalige Sovjet-Unie.
Ergens in Kazachstan vroeg hij of ik als vogel in Kazachstan wilde reïncarneren of toch liever als mens. Hij zei: ‘Er zijn heel veel plekken op deze wereld waar je beter als vogel dan als mens kan worden geboren.’
‘Dan als het even kan vogel in Kazachstan,’ zei ik, en ik voegde eraan toe, in mijn herinnering, ‘liever geen ezel, en al helemaal geen mens.’

[…]

 

© Arnon Grunberg

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum